Marit neemt het heft in handen, zonder hulpvraag
Gerard is 50. De eerste keer kwam hij naar het OCMW om financiële steun te vragen voor zijn verwarming. Hij woonde krakkemikkig, maar bleef waar hij was. Hij had een hond. Een grote hond, en die had plaats nodig. De volgende keer is het niet hij, maar het OCMW dat naar hem komt.
Op bezoek bij zijn familie in Spanje kreeg Gerard een epileptische aanval – niet zijn eerste, maar wel de ergste tot nog toe. Hij wordt gerepatrieerd en verblijft maandenlang in het ziekenhuis, grotendeels verlamd. Via welzijnsschakels hoort het OCMW wat er gebeurd is. Heard it through the grapevine, zeg maar; informeel. Marit, die ooit zijn verwarmingsdossier behandelde, neemt het heft zelf in handen, ondanks het ontbreken van een concrete hulpvraag. Sommige mensen hebben geen idee welke hulp er mogelijk is. Anderen zijn simpelweg te trots om ze te vragen. Marit gaat subtiel te werk.
“Is er iemand, familie, vrienden, die je kunnen helpen? Je post uit de brievenbus halen, facturen betalen, was en strijk?” Hulpbehoeven is meer dan wat je zelf kan of niet kan. Veel hangt af van het netwerk waar je op terug kan vallen. En daar knelt het schoentje vaak. Ook bij Gerard.
Initieel, de eerste maanden, kan een ver familielid bijspringen, maar op eigen houtje – dat is zijn vurige wens – zelfstandig wonen na ontslag uit het ziekenhuis, dat is een ander paar mouwen.
Marit stroopt de hare op en gaat aan de slag. Op basis van de vertrouwensband die er al bestond schakelt ze budgetbeheer in om Gerard’s financiële zaken te bestieren. Via de buurvrouw van Gerard wordt de brievenbus gelicht. Eenvoudige dingen, kleine handelingen, maar iemand moet ze doen.
Intussen hoort Marit van een OCMW woning die beschikbaar komt. Er is ook plaats voor de hond van Gerard. Het huurcontract van de oude woning kan zonder veel problemen opgezegd worden – ze was schier bewoonbaar. De huisbaas strubbelt niet tegen om de gangbare opzegtermijn te negeren. “Je kan veel doen, maar je moet het vragen,” zegt Marit. “Durven de stoute schoenen aantrekken. Assertief zijn.”
Intussen is Gerard genoeg gerevalideerd om op een elektrische scooter rond te toeren. Marit volgt verder op, helpt hem doorheen de wirwar aan tegemoetkomingen. De invaliditeitsuitkering is te laag. Gerard, trots; steeds een positieve zwaai aan de dingen, klaagt niet graag. Hij vindt het niet nodig echt alle medische probleempjes en obstakels te melden. Zijn zelfredzaamheid maakt hem met andere woorden minder zelfredzaam.
“Het klinkt vanzelfsprekend, maar alles staat of valt met een goeie vertrouwensband met de cliënt. Samenwerking met andere diensten, o.a. de maatschappelijke werker van de mutualiteit, is ook cruciaal. Lokale inbedding helpt. Je moet hier eens horen, daar eens horen, altijd de ogen en oren openhouden. In kleine OCMW’s wordt er nog integraal gewerkt: de sociaal werker behandelt verschillende aspecten van de hulp, bijvoorbeeld niet enkel schuldbemiddeling. Je kan nog aanklampend werken, ondanks de geometrie van de vele regeltjes waarin men de organische veelvoud van menselijk handelen, falen, en helpen probeert te vatten.”