Als integratieconsulent vluchtelingen staat Gerdie in voor de begeleiding van erkend vluchtelingen. Ze maakt de mensen wegwijs in de stad, doet er alles aan ze op eigen benen te laten staan. Eerst en vooral betekent dit een dak boven het hoofd.

Sufyan, een jonge man op de vlucht voor de Saoedische bombardementen op Yemen, komt bij Gerdie aankloppen. Hij vertelt haar over een pand in de binnenstad. De vier studio’s van het gebouw worden aan exorbitante prijzen verhuurd. 500 Euro voor een plek net groot genoeg voor een zetel, een tafeltje en een paar stoelen. De woningen kampen met vochtproblemen, schimmel; kapotte douches, losse kabels her en der.

De klandizie bestaat grotendeels uit alleenstaande mannen; erkend vluchtelingen uit een van de vele conflictgebieden in het Midden-Oosten en elders. Vanaf het moment dat ze erkend worden als vluchteling hebben ze twee maanden tijd om een woning te zoeken. Met gebrekkig of afwezig Nederlands of Frans – of zelfs Engels om annonces te lezen. Laat staan contracten. Op de reguliere huurmarkt maken ze bij voorbaat weinig kans. Al snel komen ze terecht bij malafide spelers.

Zo vergaat het Sufyan. Zijn woning behoort toe aan een of andere zakenman. Een Irakees treedt – voor een commissie – op als tussenpersoon. Via Facebook ronselt deze laatste huurders die nietsvermoedend hun vertrouwen in hem stellen. Gerdie komt ook via andere cliënten verhalen ter ore over deze bemiddelaar die voor niets terugdeinst. Hij troggelt cliënten geld af voor versleten meubels; 450 Euro betalen voor een kapotte zetel (“Of je moet hem zelf naar het containerpark brengen”), 250 Euro voor een wasmachine die na twee wasbeurten de geest geeft. Ook de huurcontracten zelf zijn niet in regel.

Wanneer Gerdie op huisbezoek gaat valt haar mond open. Sufyan toont haar het afvellend behang, de erbarmelijke staat van de keuken, de onveilige stopcontacten. Hij vraagt haar of ze de huisbaas wil contacteren. Maar ondanks talloze klachten heeft Gerdie geen telefoonnummer van hem. Als ze bij Sufyan en zijn lotgenoten doorvraagt, over de huisbaas of tussenpersoon, klappen ze toe.

Gerdie houdt aan. Ze wint hun vertrouwen. Uiteindelijk maakt hij zich moedig, samen met een onderbuur, en begint meer details te lossen: “Het zijn echte criminelen. Als we onze mond opentrekken, komen ze achter ons aan. Wat kunnen we doen?” De schrik zit er dik in. Gerdie belooft bij de politie langs te gaan zonder hun namen te noemen.

Het pand, de huisbaas en tussenpersoon staan ook bij de politie bekend. Maar ze staan machteloos zolang de bewoners geen verklaringen afleggen. Gerdie weet wat haar te doen staat. Na meerdere opvolggesprekken en huisbezoeken begint Sufyan uit de biecht te klappen. De bemiddelaar probeert hem in allerlei illegale activiteiten te betrekken, dwingt en dreigt. Gerdie blijft op Sufyan inpraten, overtuigt hem samen met haar naar de politie te stappen. Wanneer de politie daarop Gerdie’s andere cliënten uit hetzelfde pand benadert, gaan ook zij over tot verklaringen.

Epiloog

De gerechtelijke raderen beginnen te draaien, maar Sufyan heeft angst om in dezelfde gemeente te blijven. Gelukkig kan hij snel verhuizen, en het bewuste pand wordt niet lang erna onbewoonbaar verklaard. Sufyan is intussen niet meer in begeleiding. Hij heeft werk, een vriendin, en wikkelde succesvol een cursus Nederlands af.