Het zijn jachtige tijden. Alles moet snel snel, omdat tijd geld kost, en geld een immer schaarser goed is. Het fenomeen heeft helaas ook zijn weerslag op het sociaal werk. Paula hoort het haar overste nog zeggen: “Zorg dat mensen hun geld er staat op het einde van de maand, dat ze overal hun rechten uitputten! Daarna kan je vragen hoe het met ze gaat.” M.a.w. eerst de administratieve rompslomp, en daarna, bijna als nagedachte, de reden waarom velen in de eerste plaats sociaal werker willen worden.
Dan stapt die dame het kantoor binnen. Paula herinnert het zich nog goed. Het was een Afrikaanse dame die een maand voordien bevallen was. Paula sprong in voor een collega en kende de achtergrond van de dame niet goed. Het groeipakket was in orde, het startbedrag, noem maar op, maar iets knaagde. De vrouw zag er moe uit, afgepeigerd.
“Hoe gaat het?” vroeg Paula.
De woorden klonken als donderslag bij heldere hemel. Er kwam iets van ongeloof over haar gezicht. En dankbaarheid. Het was de eerste keer sinds de bevalling dat iemand aan haar vroeg hoe het eigenlijk met haar was. Dan kwamen de tranen. Ze was dankbaar voor de financiële steun, het praktische advies, maar het leven, zoals het nu met haar aan de haal ging, alleen, overweldigde.
Paula kon niet meer doen dan haar verwijzen naar het buurthuis om de hoek. Waar er mensen zijn waar ze verder mee kon babbelen, steun vinden, ervaringen uitwisselen, er minder alleen voor staan. Paula ving vanuit haar ooghoek een glimp op van de klok die meedogenloos verder tikt. Daar waren de volgende afspraken al. Daarna nog een vergadering. En morgen een opleiding. En dan nog even alle gegevens in de software loggen. “Ik zou graag even met je meewandelen, je introduceren aan de fijne mensen daar…”
De vrouw knikte.
“Ga je het vinden?
Ze knikte minzaam.
Of ze daadwerkelijk geweest is? Paula moet het antwoord schuldig blijven.