Het huidige woonzorgdecreet dateert van 2009. De samenleving verandert en zeker in de ouderenzorg zijn er veel nieuwe tendensen en evoluties. Op 15 februari 2019 werd een nieuw woonzorgdecreet goedgekeurd waarvoor de Vlaamse regering net voor de zomer, op 28 juni, de uitvoeringsbesluiten goedkeurde.
Een eerste opvallende nieuwigheid is de structuur. In het decreet van 2009 was een lokaal dienstencentrum nog een thuiszorgvoorziening, in het nieuwe woonzorgdecreet komt het vóór de thuiszorg te staan. Daarnaast verschuiven een aantal woonvormen – dagverzorging, kortverblijf en herstelverblijf – van ouderenzorg naar thuiszorg, omdat ze bijdragen aan het zo lang mogelijk thuis wonen. Voor een aantal woonzorgvoorzieningen zoals sommige lokale dienstencentra, centra voor dagopvang en centra voor dagverzorging volgt er door de uitvoeringsbesluiten nog een belangrijke wijziging. De Raad van State acht het niet te verantwoorden dat bestaande erkende woonzorgvoorzieningen nooit zullen moeten voldoen aan de nieuwe infrastructuurnormen. Om die reden wordt een overgangstermijn van twintig jaar ingebouwd. De bedoelde voorzieningen zullen dus tegen 31 december 2040 moeten voldoen aan de nieuwe infrastructuurnormen.
De lokale dienstencentra lijken de grootste verandering te ondergaan. Maar is deze verandering wel zo groot? Lokale dienstencentra zijn al jaren voorloper van het buurtgericht werken en van het versterken van de sociale cohesie. De nieuwe uitvoeringsbesluiten bevestigen hun werking, en het accent verschuift van kwantiteit naar kwaliteit.
Zo verdwijnt het aantal te behalen activiteiten, net zoals de verplichte algemene dagelijkse levensverrichtingen, de zogenaamde ADL-activiteiten zoals kapsalon, voetverzorging of bad. Lokale dienstencentra moeten voortaan op basis van een buurtanalyse een meerjarenplan uitwerken. Dit meerjarenplan omschrijft hun acties voor de volgende jaren, waardoor ze hun activiteiten dus perfect kunnen afstemmen op de buurt waarin ze werken, én ze mee kunnen groeien met de evolutie in de buurt.
De kern van de lokale dienstencentra anno 2020 zal liggen op buurtgerichte zorg, sterkere sociale cohesie en toegankelijke zorg en ondersteuning in de buurt. Dit betekent dat de centrumleider nog meer outreachend moet werken. Hoewel het Vlaamse beleid de lokale dienstencentra regelmatig in de kijker zet en er veel taken aan toewijst, vergeet het ze wel bij de uitbreiding van subsidies. Nochtans ijvert de VVSG hier al lang voor. Wanneer Vlaanderen verwacht dat lokale dienstencentra al die taken binnen de buurtgerichte zorg uitvoeren, dan is het noodzakelijk hier de nodige subsidies tegenover te stellen.
Enter dienst gezinszorg, exit aanvullende thuiszorg en diensten logistieke hulp
Het woonzorgdecreet kiest voor een geïntegreerd aanbod gezinszorg. Aanvullende thuiszorg zoals schoonmaakhulp, oppas- en karweihulp wordt volledig de taak van de erkende diensten voor gezinszorg. Zo’n dienst bepaalt, in overleg met de gebruiker en op basis van de zorg- en ondersteuningsdoelstellingen, of een verzorgende dan wel een logistieke medewerker het meest geschikt is voor de dienstverlening. Zorg op maat en voldoende flexibiliteit in de personeelsinzet, zijn daarbij richtinggevend.
De huidige erkende diensten voor logistieke hulp krijgen tot 31 december 2022 de tijd om een samenwerkingsovereenkomst te sluiten met een erkende dienst voor gezinszorg. Door deze samenwerkingsovereenkomst kan de gebruiker vanuit de dienst voor logistieke hulp zijn persoonsvolgende financiering aanwenden voor bijvoorbeeld schoonmaakhulp. De samenwerking houdt in dat de maatschappelijk werkers van de dienst voor gezinszorg het sociale onderzoek verrichten. De dienst voor gezinszorg vordert de gebruikersbijdrage. Reguliere OCMWschoonmaakdiensten die niet verbonden zijn aan een erkende dienst voor gezinszorg, kregen tot 31 december 2018 de tijd om een erkenning als dienst voor logistieke hulp aan te vragen. Ze hebben dus nog drie jaar de tijd om samenwerking te zoeken met een erkende dienst voor gezinszorg. Waar vroeger de gezinszorg een eenop- een-relatie was, breidt de hulpverlening vanaf 2020 uit naar collectieve gezinszorg. Dit betekent dat gezinszorg voor meerdere gebruikers gelijktijdig kan, en niet per se gebonden is aan het thuismilieu. Zo speelt de gezinszorg in op nieuwe woonvormen, zoals co-housing en kleinschalig wonen voor personen met een handicap. Het aanbod van collectieve dagopvang, vandaag gekend als de CADO of dagverzorging conform artikel 51, behoort hier ook toe.
Drie types van kortverblijf
Voor de centra voor dagverzorging zitten de belangrijkste verschillen in de doelgroep en de omkadering. De nadruk ligt sterker op de gebruikers met zwaardere zorg- en ondersteuningsbehoeften, en op het multidisciplinair personeelskader met verpleegkundige, zorgkundige en paramedische medewerkers. De VVSG dringt erop aan dat de Vlaamse regering deze meer intensieve vorm van dagverzorging voldoende zal financieren, iets wat vandaag nog lang niet het geval is.
Vanaf 2020 zullen er drie types van kortverblijf bestaan, met verschillende omkadering en voor verschillende doelgroepen. Type 1 is het kortverblijf, respijtzorg voor ouderen met een zorgen ondersteuningsvraag, dit type komt overeen met wat we vandaag kennen als een centrum voor kortverblijf. Type 2 richt zich op specifieke meerderjarige doelgroepen, zoals personen met jongdementie, en type 3 op ernstig zieke kinderen en jongeren.
Type 1-centra kunnen een bijkomende erkenning als oriënterend kortverblijf krijgen. Tijdens zo’n oriënterend verblijf observeert een multidisciplinair team de gebruiker, het werkt aan een nieuw zorg- en ondersteuningsplan, en regelt een vloeiende overdracht terug naar huis. In dit kader pleiten we voor voldoende centra die deze opdracht op zich zullen nemen. Onder andere door een verkorting van de ziekenhuisopnames zal deze vorm van oriënterend kortverblijf in de toekomst immers aan belang winnen.
Naar een multifunctioneel woonzorgcentrum
De opdrachten van het woonzorgcentrum blijven grotendeels bij het gekende: zorg en ondersteuning voor ouderen met complexe zorg- en ondersteuningsbehoeften, in een aangepaste omgeving, en dat op permanente basis. Meer dan in het decreet van 2009 zet de nieuwe regelgeving het wonen en leven in het woonzorgcentrum op de voorgrond. Het woonzorgleefplan voor elke bewoner en een doorleefde visie op wonen en leven worden decretaal verankerd.
Een andere belangrijke nieuwigheid is de coördinatiefunctie voor multifunctionele woonzorgcentra. Woonzorgcentra die, zelf of in samenwerking met andere initiatiefnemers, naast hun activiteiten ook een kortverblijf, een dagverzorgingscentrum en/of een groep van assistentiewoningen (minstens twee van deze drie) hebben, kunnen een intern aanspreekpunt aanwijzen. Dat aanspreekpunt geeft onder meer informatie aan de gebruikers, leidt ze naar de juiste zorg en ondersteuning en bewaakt de opname en vlotte doorstroom van informatie tussen woonzorgvormen.
Vanaf 1 januari 2020 zijn een aantal opdrachten voor de groepen van assistentiewoningen explicieter. Het noodoproepsysteem, de crisiszorg en de overbruggingszorg worden decretaal verankerd, dit verhoogt de rechtszekerheid van de gebruikers. Vrije keuze van dienstverlening blijft een leidend principe voor bewoners van assistentiewoningen.
De mogelijkheid om zich aan te melden zonder zich te laten erkennen, is net zoals bij alle andere initiatieven voor woonzorg geschrapt. Dit was immers heel verwarrend, gebruikers wisten dikwijls niet welke kwaliteitsnormen ze mochten verwachten en of er toezicht was van de Vlaamse Zorginspectie.
‘Door de verplichte erkenning krijgen de gebruikers, maar ook de investeerders, de garantie dat een erkend initiatief beantwoordt aan de kwaliteitseisen op het vlak van zorg, veiligheid en infrastructuur. De initiatieven zijn ook onderworpen aan prijscontrole en toezicht door Zorginspectie,’ zegt minister Jo Vandeurzen. Om diezelfde reden beschermt de Vlaamse overheid nu ook de naamgeving van de woonzorgvoorzieningen. Alleen erkende voorzieningen mogen de naamgeving ‘lokaal dienstencentrum’, ‘dienst voor gezinszorg’, ‘assistentiewoning’, of ‘woon-zorgcentrum’, zoals opgenomen in het decreet, nog gebruiken. De regionale dienstencentra, de diensten voor logistieke hulp en de woonzorgnetwerken vinden we in het nieuwe woonzorgdecreet niet meer terug.
Erkende voorzieningen krijgen ruim de tijd om zich te conformeren aan de nieuwe regelgeving. Voor de lokale dienstencentra vraagt de actualisatie van het woonzorgdecreet een extra inspanning en een nieuwe manier van werken. Daarom zal het VVSG-Netwerk Thuiszorg via de regionale ondersteuningspunten samen met de lokale dienstencentra een traject buurtanalyse lopen.
Bij de uitvoering van de nieuwe regelgeving duiken er veel vragen op. De VVSG staat paraat om ze te verduidelijken en de diensten te ondersteunen en blijft uiteraard streven naar betere financiering. •
Rika Verpoorten, Tine De Vriendt en Elke Verlinden zijn VVSG-stafmedewerkers ouderen- en thuiszorg
Voor Lokaal 09 | 2019