Het duurde een tijdje voor de Vlaamse contactopsporing in de strijd tegen COVID-19 echt op kruissnelheid raakte. Verschillende lokale besturen en eerstelijnszones wilden niet wachten en namen zelf initiatieven. Intussen heeft Vlaanderen de contactopsporing behoorlijk op orde. Dat wil niet zeggen dat de lokale projecten niet meer nodig zijn. De aandacht van gemeenten gaat veeleer naar bronopsporing en een welzijnsbenadering van covid-positieve personen en hun omgeving. Op die manier vullen de Vlaamse en de lokale invalshoek elkaar goed aan. Vlaanderen voorziet in financiële ondersteuning voor de eerstelijnszones.
Alle zestig zorgraden kunnen een extra toelage van 93.000 euro krijgen voor een covid-team, met minstens een teamleider en een medisch expert, en voor een pool van huisbezoekers. Ze kunnen ook de inzet van een fieldagent in de eerstelijnszone aanvragen. Die werkt voor het consortium dat instaat voor de Vlaamse contactopsporing en is dus een belangrijke brugfiguur tussen het Vlaamse en lokale niveau. Pas als er dan nog middelen overblijven, kunnen deze naar de lokale besturen gaan. Maar zelfs dat is niet zeker want de lokale besturen zijn slechts een van de vele spelers in de eerstelijnszone. De ministers Bart Somers en Wouter Beke hebben wel aangekondigd dat steden en gemeenten extra geld krijgen voor lokale contactopsporing.
Bronopsporing stuurt beleid
W13, de vereniging van veertien OCMW’s en het CAW in Zuid-WestVlaanderen, is een van de pioniers van het lokale initiatief in de strijd tegen COVID-19. Eind juli stelden de lokale besturen een groot verschil vast tussen de cijfers over het aantal positieve testen in de regio die Sciensano meedeelde en de cijfers die de gemeenten zelf hadden. Die laatste lagen een stuk hoger, wat betekende dat de Vlaamse contactopsporing lang niet alle personen met een positief testresultaat bereikte. Daarop besloten de gemeenten om zelf positief geteste mensen op te bellen.
‘De burgemeesters wilden weten wat er gebeurde in hun gemeenten om hun beleid daarop te kunnen afstemmen,’ zegt Kim Van Belleghem, directeur van W13. ‘Als je iedereen opbelt die positief test, kun je clusters ontdekken of plekken waar zich een probleem voordoet en daar lokaal beleid op enten. Bronopsporing als leidraad voor het lokale beleid was van meet af aan een belangrijke insteek, naast de welzijnsondersteuning van mensen die positief testen. Hoe is het met je? Kunnen we iets doen? Kan er iemand boodschappen voor je doen of moeten wij dat in orde brengen?
Onze invalshoek lag en ligt niet op het vragen naar de contacten van mensen, dat doet Vlaanderen. Maar we werken wel aanvullend. We hebben als een van de drie Vlaamse proeftuinen in het kader van COVID-19 toegang tot alle Vlaamse gegevens. We zien wat mensen vertellen aan het Vlaamse contactcenter en wat niet. Als we die mensen dan zelf opbellen, kunnen we doorvragen. Naar welk restaurant zijn ze bijvoorbeeld geweest? Zo hebben we al enkele clusters ontdekt. Bij een restaurant kunnen we dan de lijst opvragen van alle aanwezigen die avond en al die mensen contacteren. Soms vertellen mensen meer aan ons dan aan de Vlaamse bellers, of er is hun na het telefoontje van Vlaanderen nog een contact te binnen geschoten. Wij geven dat dan door aan het Vlaamse contactcenter. En als de gemeenten de mensen als eerste bellen, kunnen ze hen voorbereiden op het latere gesprek met het Vlaamse contactcenter: denk na over wie je de voorbije 48 uur hebt gezien, verzamel al de telefoonnummers van je contacten.’
De operationele coördinatie van het lokale initiatief is in handen van W13. Via de huisartsenkring komen elke morgen de positieve testresultaten van de labs binnen. Van een groep van 33 artsen en hoofdverpleegkundigen op rust gaan er elke dag vijf, zes aan het bellen. De resultaten worden ingebracht in een geautomatiseerd systeem. W13 gaat vervolgens na of er mogelijke verbanden zijn tussen de cases. Als de beller aangeeft dat het nodig is om langs te gaan bij iemand die positief testte, vanwege een precaire leefsituatie of omdat er een taalprobleem is bijvoorbeeld, dan zorgen maatschappelijk werkers van de betrokken gemeente voor ondersteuning aan huis.
Lokale invulling
ELZOH of de eerstelijnszone Zuidoost Hageland, negen gemeenten met Tienen als grootste, hanteert in grote lijnen dezelfde insteek als W13. Afgelopen zomer bracht ze, mee op aangeven van de huisartsenkring, alle gemeenten aan tafel om sneller te kunnen handelen. Melissa Aerts (ELZOH): ‘We doen aan bronopsporing. We vragen mensen waar ze zijn geweest en proberen clusters te ontdekken waaruit we dan aanbevelingen puren voor de gemeenten. Stel dat veel besmettingen naar een middelbare school leiden, dan kunnen we bijvoorbeeld adviseren om ook tijdens de speeltijd een mondmasker te dragen. Daarnaast wilden we met ons initiatief vooral tegemoetkomen aan de behoefte aan extra ondersteuning van mensen die positief testen.
We duiden de richtlijnen op het vlak van quarantaine en isolatie, we maken duidelijk wat de gevolgen van een besmetting zijn voor gezinsleden, we bereiden hen voor op de telefoon van het Vlaamse contactcenter.’ De medisch expert dokter Stein Omey in het covid-team van de eerstelijnszone heeft in elke gemeente nauw contact met een arts die als verbindingsfiguur fungeert tussen ELZOH en de gemeente. Die arts onderhoudt het contact met de burgemeesters of de noodplancoördinatoren en voorziet een gemeentelijk team van maatschappelijk werkers van de nodige informatie.
De invulling van dat team verschilt van gemeente tot gemeente. Soms zijn het de eigen maatschappelijk werkers die telefoneren en ter plaatse gaan, ergens anders doen de maatschappelijk werkers enkel de telefoons en gaan zelfstandig thuisverpleegkundigen bij de mensen langs. De huisbezoeken gebeuren als de huisarts of de bellers vermoeden dat dit aangewezen is of als het Vlaamse contactcenter iemand niet kan bereiken. De lokale besturen krijgen via ELZOH een financiële tegemoetkoming voor de organisatie en het extra planningswerk bij de aansturing van de maatschappelijk werkers.
Oprechte bezorgdheid
De eerstelijnszone Mechelen-Sint-Katelijne-Waver startte begin augustus met een eigen initiatief, complementair aan Vlaanderen, en belt positief geteste inwoners van de twee gemeenten op. Het vertrekpunt is oprechte bezorgdheid. Ben je niet te ziek? Gaat het wel? Lukt het met de quarantaine? ‘We bevragen bronnen en zoeken naar mogelijke clusters,’ zegt coördinator Jan Simons. ‘Naar eigenlijke risicocontacten zoeken we veel minder maar we sensibiliseren mensen wel om hun risicocontacten door te geven als het Vlaamse contactcenter belt. We hebben zes maatschappelijk werkers aangeworven die deze telefoons doen.
De informatie over besmette personen komt van Vlaanderen – we zijn een van de proeftuinen – en vooral van het covid-triagecentrum in Mechelen waar we een zeer nauwe band mee hebben. Dat bewijst nog maar eens het belang van de lokale werking. Meestal zijn onze mensen de eersten die bellen, omdat we via het triagecentrum snel informatie krijgen. We moeten dus vaak het slechte nieuws van de positieve test brengen. Vandaar het belang om vanuit bezorgdheid te vertrekken.’ Als na het gesprek het gevoel niet zo goed is of als iemand niet bereikt kan worden, gaat een van de maatschappelijk werkers het liefst diezelfde dag nog bij die persoon op bezoek.
Daarnaast organiseert de eerstelijnszone ook huis-aanhuisbezoeken in wijken waar mensen niet zo goed geïnformeerd blijken te zijn. Dan worden de zes gouden regels toegelicht. Jan Simons: ‘Een van de grote voordelen is dat wij Mechelen en Sint-Katelijne-Waver kennen, we kennen de wijken en de gevoeligheden. En we hebben kennis van de diensten van stad of gemeente en het sociaal huis. Soms botsen we tijdens een gesprek of een bezoek op andere problemen, los van covid. Dan kunnen we het lokale netwerk in gang zetten.’
Vertrouwensband
De Oost-Vlaamse gemeente Assenede maakt deel uit van de eerstelijnszone Oost-Meetjesland. Het Covid-team op het niveau van de zone kan de maatschappelijk werkers van het OCMW Assenede inschakelen om contact op te nemen met een positief geteste inwoner van de gemeente. Kristl Ingels, diensthoofd welzijn OCMW Assenede: ‘Als een huisarts zich zorgen maakt over een patiënt – bijvoorbeeld met betrekking tot het volgen van de quarantaine of over het doorgeven van contacten aan het Vlaamse contactcenter –, dan wordt de arts van het Covid-team daarvan op de hoogte gebracht en die verwittigt ons.
Wij nemen dan contact op met het CAW en de diensten maatschappelijk werk van het ziekenfonds om te horen of zij die persoon kennen. Is dat het geval, dan zorgen zij voor de opvolging omdat het gesprek en de ondersteuning doorgaans veel vlotter lopen als er al een vertrouwensband is met de inwoner. Is dat niet het geval, dan bellen wij die persoon zelf op. De OCMW-maatschappelijk werkers nemen deze taak mee boven op hun gewone pakket. We zijn een kleine gemeente, het extra werk is voorlopig beperkt.’
Drie sporen
Dat is wel anders in Gent. De stad volgt drie sporen: buurtgerichte ondersteuning, individuele ondersteuning en lokale contactopsporing. De buurtgerichte ondersteuning wil lokale besmettingshaarden indijken. Hiervoor zet de wijkgerichte werking van de stad onder meer in op extra communicatie en sensibilisering over de geldende maatregelen. Individuele ondersteuning streeft vooral na dat besmette of vermoedelijk besmette personen in quarantaine gaan en de maatregelen naleven. Met individuele ondersteuning of quarantainecoaching wordt kwetsbare Gentenaars steun geboden. Dit gaat van hulp bij boodschappen, maaltijden aan huis, psychologische ondersteuning tot taalondersteuning bij het toelichten van de quarantainemaatregelen. Het derde spoor is de lokale contacttracing.
‘Zo’n 85 procent van de positief geteste mensen wordt vlot bereikt door het Vlaamse contactcenter,’ zeggen Tonté Chow en Steven Gillis van het team Lokale Contacttracing. ‘Wij mikken op de andere vijftien procent. We werken complementair aan Vlaanderen en zetten in op kwetsbare doelgroepen. Huisbezoekers gaan langs om positief geteste personen in te lichten over de quarantainemaatregelen, te helpen bij het opmaken van een contactenlijst, te vragen naar mogelijke bronnen van besmetting en na te gaan of quarantainecoaching nodig is. De contactopsporing gebeurt in nauwe samenwerking met de partners van de eerstelijnszone Gent. We werken ook samen met een fieldagent die door het Agentschap Zorg en Gezondheid is toegewezen aan Gent. En we wisselen informatie uit met het Agentschap. We signaleren onder meer mogelijke clusters, zodat Vlaanderen de eventueel aanvullende contactopsporing en mogelijk brononderzoek kan opzetten.’
Geheimhoudingsplicht
De contactmedewerkers van de lokale besturen hebben uiteraard een geheimhoudingsplicht. Inwoners contacteren, bronnen detecteren, clusters opsporen, contacten opvragen, dat alles moet met respect voor de privacyregels gebeuren. •
Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal
Voor Lokaal 11 | 2020