lokaal_2410_46_opportuniteitsadvies.png
Provider image

Wie met opvang van baby’s en peuters wil starten, binnen de gemeente naar een andere locatie verhuist of een bestaande locatie met meer dan acht plaatsen wil uitbreiden, moet daar sinds 2022 een opportuniteitsadvies voor aanvragen bij het lokale bestuur. De procedure is nu twee jaar in gebruik. Hoe loopt het?

Het opportuniteitsadvies is een handige maatstaf voor zowel de nieuwe organisator als het Agentschap Opgroeien om de ‘opportuniteit’ of in het algemeen de geschiktheid van een opvanglocatie te bepalen. Het lokale bestuur legt een procedure vast voor aanvraag en opmaak van het advies. Daarin zitten criteria vervat waaraan de nieuwe opvanglocatie wordt getoetst. De afgelopen maanden spraken we met verschillende lokale besturen en met het Agentschap Opgroeien over het opportuniteitsadvies en over de criteria die ze eraan verbinden.

 

Opzet van het onderzoek

114 gemeenten werden in 2024 geselecteerd om bijkomende inkomensgerelateerde opvangplaatsen voor baby’s en peuters te creëren. Daarvan bekeken we er 24 in detail: acht centrumsteden, en de acht gemeenten met het hoogste en de acht met het laagste kansarmoedepercentage. Deze opdeling maakten we op basis van het aantal 0-2-jarigen in een gemeente – vandaar dat de centrumsteden een aparte categorie krijgen – en het kansarmoedecijfer. Door die opdeling in clusters kunnen we per type gemeente bekijken hoe ze hun regiebeleid vormgeven en hoe ze aan de kinderopvangbehoefte van hun gezinnen tegemoetkomen.

Het valt op dat meer dan de helft van de lokale besturen een opportuniteitsadvies heeft. Bij de centrumsteden hebben momenteel zeven van de acht die in de selectie zaten, een uitgewerkt opportuniteitsadvies. Hoe groter een gemeente, hoe groter de kans dat ze een opportuniteitsadvies heeft, zo blijkt. Zodra een gemeente minder dan 950 0-2-jarigen heeft, daalt de kans dat ze een opportuniteitsadvies heeft tot minder dan de helft. Ook uit interviews bleek dat grotere gemeenten meer baat hebben bij een uitgewerkt opportuniteitsadvies. In Gent werd het al ruim twintig keer gebruikt om advies uit te brengen, in Genk drie keer. In Londerzeel werd het nog niet gebruikt.

 

Binding met lokaal bestuur

Welke criteria worden nu courant gebruikt? Een eerste doel waarvoor meer dan de helft van de lokale besturen het opportuniteitsadvies lijkt te gebruiken, is kennismaken met organisatoren en ze aan zich binden. Dit kan bijvoorbeeld door te peilen naar de samenwerking met het lokaal loket kinderopvang of het lokaal overleg kinderopvang. Ruim de helft van alle opportuniteitsadviezen bevat dit criterium. Logisch ook, want de werking van een lokaal loket kinderopvang vereist informatie die de organisator moet voorleggen, bijvoorbeeld over adres, aantal plaatsen en beschikbaarheid.

De vraag naar kinderopvangplaatsen blijft vele malen hoger dan het aanbod. Lokale besturen houden de administratieve lasten maar beter laag, zodat ze geen extra drempels opwerpen voor starters.

Wat ook regelmatig terugkomt, is de vereiste dat de aanvrager van een opportuniteitsadvies al in bezit is van een gunstig stedenbouwkundig advies. Dit is eigenlijk een evidentie, want een stedenbouwkundig advies is sowieso een vereiste om een economische activiteit te beginnen of aanzienlijk uit te breiden. Toch vindt ongeveer een vijfde van de gemeenten het nodig om dit als specifiek criterium aan te halen. In Londerzeel doen ze dit om aanvragers van een advies er zich van bewust te maken dat ze ook bij de dienst ruimtelijke ordening moeten langsgaan.

 

Locatie beoordelen

Een tweede beleidsdoelstelling waarvoor het opportuniteitsadvies gebruikt wordt, is de beoordeling van de locatie van het opvanginitiatief. Zeker drie vierde van de gemeenten streeft dit doel op een of andere manier na, maar er is een grote verscheidenheid in de criteria die ze hiervoor gebruiken. De meeste gemeenten gebruiken de kind/opvangplekratio per wijk of deelgemeente. Hoe hoger het aantal 0-2-jarigen in een wijk is in verhouding tot het aantal opvangplekken, hoe positiever het advies. Sommige gemeenten werken ook met categorieën waar de opvangbehoefte in de wijk gekoppeld wordt aan de dekkingsgraad van de opvang die er al is.

In Sint-Niklaas bijvoorbeeld werken ze daarvoor met categorieën. Is de verhouding tussen het aantal kinderen en het aantal opvangplekken lager dan 30%, dan zijn er dringend bijkomende plaatsen nodig: < 30% betekent hoge nood, 30% tot 50% middelmatige nood en > 50% lage nood. Andere gemeenten beoordelen de locatie tegenover die van andere opvanginitiatieven.

Ook bereikbaarheid van de kinderopvang speelt een rol. Bijna de helft van de gemeenten gebruikt dat element in zijn opportuniteitsadvies. Ze peilen dan bijvoorbeeld naar de aanwezigheid van invalswegen, openbaar vervoer, de nabijheid van werkgelegenheid voor jonge ouders, maar ook naar verkeersveiligheid.

Kwetsbare groepen bereiken

De derde beleidsdoelstelling die veel gemeenten nastreven, is kwetsbare groepen bereiken. Daarvoor gebruiken besturen verschillende criteria. Een eerste is het spreidingscriterium. Dat gaat over de kwetsbaarheid van de wijk waar de kinderopvang zich wenst te vestigen. Je kunt wel vermoeden dat ‘kwetsbaarheid’ verwijst naar het aantal inwoners die tot een kwetsbare groep behoren of kinderen die in kansarmoede leven. Al valt op te merken dat dit begrip in veel gemeenten niet verder geduid wordt.

Sommige gemeenten kijken naar de verhouding inkomensgerelateerde plaatsen tegenover de plaatsen met een vrije prijs. Zo verzekert de gemeente dat ook minder vermogende ouders kans maken op een opvangplek.

De meeste gemeenten die deze beleidsdoelstelling nastreven, laten ruimte open voor interpretatie. Ze houden het bij ‘initiatieven om kwetsbare groepen aan te trekken’.

 

Aanbevelingen aan lokale besturen

Op basis van ons onderzoek formuleren we enkele adviezen voor lokale besturen die een opportuniteitsadvies maken.

Een goed advies is een eenvoudig advies. Uit het interview met het Agentschap Opgroeien bleek dat de vraag naar kinderopvangplaatsen in Vlaanderen vele malen hoger blijft dan het aanbod. Daarom houden lokale besturen de administratieve lasten maar beter laag, zodat ze geen extra drempels opwerpen voor starters. Wel willen we voorkomen dat er standaard een gunstig advies verleend wordt aan elke opvanglocatie, omdat de kwaliteitseisen het moeten afleggen tegen de grote nood aan nieuwe plekken.

Om een opportuniteitsadvies op te stellen heb je vaak niet meer dan twee of drie criteria nodig. Zaken die inhoudelijk bij elkaar aansluiten, zoals kennismaken met het lokale bestuur en deelnemen aan het lokaal overleg kinderopvang en het lokaal loket kinderopvang, vat je samen in één criterium.

Een laatste tip: stel het opportuniteitsadvies op op basis van de situatie in je eigen gemeente. Klakkeloos het opportuniteitsadvies van een buurgemeente overnemen heeft geen enkele zin. Gebruik de lokale autonomie om een procedure en criteria voor het opportuniteitsadvies te formuleren afgestemd op de lokale context.—

Jonathan Goossens, stagiair Opgroeien en ontwikkelen
Beelden Laakdal - Bob Baeyens 
Voor Lokaal oktober | 2024