De Council of European Municipalities and Regions wordt dit jaar zeventig. CEMR werd in 1951 opgericht met het idee om het toekomstige Europa op te bouwen vanuit sterke, onafhankelijke lokale overheden. Ze is de voorbije zeven decennia uitgegroeid tot de grootste organisatie van lokale en regionale overheden in Europa. Ze lobbyt bij de Europese instellingen en is een platform voor samenwerking en uitwisseling van kennis tussen de nationale verenigingen van steden en gemeenten. ‘Onze leden zijn de nationale verenigingen, voor België bijvoorbeeld de VVSG en haar Waalse en Brusselse zusters. Daarin verschillen we van andere organisaties die rechtstreeks steden of regio’s vertegenwoordigen, zoals Eurocities of de Climate Alliance,’ zegt Frédéric Vallier, sinds 1 februari 2010 secretaris-generaal van CEMR.
Zouden lokale en regionale overheden niet beter onder één paraplu opereren?
‘Ik zou uiteraard graag iedereen samenbrengen bij CEMR, maar de voorbije tien jaar is er toch meer samenwerking gekomen met bijvoorbeeld Eurocities, de Climate Alliance en de Conference of Peripheral Maritime Regions. We willen een coalitie vormen en met één stem spreken over bijvoorbeeld het Europese herstelplan om de COVID-crisis te boven te komen. Onze belangen zijn dezelfde. Ook over de prioriteiten van de Europese Commissie in de Green Deal willen we tot een gemeenschappelijk standpunt komen.
Hoe brengt CEMR lokale en regionale belangen samen in één organisatie?
‘Dat is een uitdaging. Belangrijk om te weten is dat we geen regio’s vertegenwoordigen die gezag kunnen uitoefenen over het lokale niveau. Vlaanderen, Wallonië en Brussel zijn geen leden van CEMR, net zomin als de Duitse Länder of de Spaanse regio’s. De Franse departementen wel, omdat zij niets te zeggen hebben over de gemeenten. We botsen dus maar zeer zelden op een belangenconflict tussen onze leden.’
Zie je nu meer erkenning voor CEMR dan tien jaar geleden?
‘Onze benadering is zeer holistisch, we vertegenwoordigen alle soorten van lokale en regionale overheden, van de kleinste tot de grootste. Dat geeft ons veel gezag om te praten met de instellingen en de directoraten-generaal. We lopen soms minder in de kijker dan Eurocities dat mikt op grote steden en stedelijke problematieken, maar wij brengen een breder perspectief in. De Commissie en het Parlement erkennen dat. We hebben een strategisch partnerschap met de Commissie. Voor het Europese cohesiebeleid, gericht op het verkleinen van de sociale en economische verschillen tussen regio’s, zijn we door de Commissie aangeduid als partner die de stem van de lokale overheden vertolkt.
De Commissie gaat ook voor echt partnerschap tussen de verschillende overheidsniveaus, een principe dat is bevestigd door het Europees Parlement. Wij hebben daar sterk voor gepleit, met succes. Voor het Herstelplan bijvoorbeeld raadt de Commissie de lidstaten aan om hun nationale plannen te bespreken en uit te werken samen met de lokale overheden. We stellen vast dat er op het terrein nog veel verbetering mogelijk is, maar de Commissie en het Parlement kunnen de nationale herstelplannen wel herzien en meer respect vragen voor het principe van het partnerschap tussen verschillende overheidsniveaus.’
Heeft de COVID-crisis niet net geleid tot meer gecentraliseerd beleid in de verschillende lidstaten?
‘Bij de start van de pandemie werden de beslissingen op nationaal niveau genomen, zelfs het Europese niveau was niet prominent aanwezig. Algauw groeide het besef dat we de crisis Europees moesten bestrijden. Er kwam meer coördinatie tussen het Europese niveau en de lidstaten. Maar lokale overheden stonden tijdens de eerste golf veeleer aan de zijlijn.
Pas in het najaar van 2020, bij de tweede golf realiseerden de landen zich dat ze de lokale overheden nodig hadden. Al werden ze tot nu toe vooral betrokken bij het doorvoeren van de beslissingen, de besluitvorming zelf is tot vandaag in handen van de staten of de deelstaten. In Duitsland bijvoorbeeld nemen de Länder de meeste beslissingen, in samenspraak met de nationale overheid, lokale overheden hebben niet echt iets te zeggen. Ook in Italië is de benadering regionaal, in Frankrijk eerder centraal.
Toch zie ik de samenwerking met lokale overheden groeien. Centrale overheden en administraties stellen vast dat ze de gemeenten nodig hebben voor bijvoorbeeld vaccinatiecentra, maar ze blijven ze nog te veel beschouwen als de uitvoerders van hun beslissingen. De volgende stap is ze bij de besluitvorming betrekken. Denemarken toont dat een geïntegreerde manier van werken veel efficiënter en effectiever is. De besmettingscijfers zijn er lager en het vaccinatiepercentage hoger dan in de andere Europese landen. De les die we moeten leren van deze crisis, is dat coördinatie en samenwerking tot betere resultaten leiden. Alle overheidsniveaus moeten samenwerken. Een tweede les is dat er meer Europa nodig is op het vlak van gezondheid en onderzoek.’
Doet de pandemie de steun voor Europa niet net afnemen?
‘De erkenning voor en het vertrouwen in het lokale niveau zijn zeer groot, in het nationale en Europese niveau nemen ze af. Dat is geen verrassing, want de staten en de EU hebben geen goede beurt gemaakt. Denk aan de mondmaskers in het begin van de crisis of aan de vaccinatieproblemen vandaag. Dat neemt niet weg dat CEMR een pro-Europese organisatie is en blijft. We willen een tegengewicht bieden voor de afbrokkelende steun voor Europa. Zeventig jaar geleden was de vraag of je voor of tegen Europa was. Intussen is Europa een feit, de cruciale vraag nu is welk beleid Europa moet voeren en hoe we tot goede samenwerking tussen de verschillende overheidsniveaus kunnen komen. Misschien moeten sommige dingen niet Europees geregeld worden en andere die nu nationaal zijn wel, zoals gezondheid.’
Welke rol hebben CEMR en de lokale overheden in het vergroten van de steun voor Europa bij hun burgers?
‘Van september 2021 tot het voorjaar van 2022 organiseren de Commissie en het Parlement de Conference on the Future of Europe. Ze gaat over de toekomst van de EU op middellange en lange termijn en over de hervorming van het beleid en de instellingen. Die conferentie biedt kansen. We willen onze leden voorstellen om tussen september 2021 en januari 2022 gebiedsgerichte dialogen op te zetten met de gemeenten en lokale stakeholders zoals vakbonden, werkgevers, jongeren over de vraag wat Europa voor hen zou moeten zijn.
Alle dialogen willen we samenbrengen in een regionale of nationale en vervolgens een Europese synthese, die moet uitmonden in een aanbeveling aan de Europese instellingen in maart 2022. Door de COVID-crisis is de scope van de conferentie helaas flink verkleind. In plaats van twee jaar zal ze maar een achttal maanden duren. Ze wordt niet de grote participatieve, democratische oefening die was aangekondigd, maar dat mag ons er niet van weerhouden onze oefening te maken, samen met de European Movement International en haar nationale secties.’
Zal de conferentie beslissingen kunnen nemen om lokale overheden meer te betrekken bij de besluitvorming op Europees niveau?
‘Dat is in elk geval waar wij voor gaan.’
Ligt er ook een hervorming van het European Committee of the Regions op tafel?
Voor België nemen de gewesten eraan deel, Vlaamse lokale besturen zijn er niet in vertegenwoordigd. En bovendien is het alleen een adviserend orgaan. ‘Ik denk dat het Committee of the Regions een soort Tweede Kamer zou kunnen worden van de EU, met leden die echt verkozen zijn door regio’s en lokale overheden. In veel landen is de nationale Senaat op die manier samengesteld. Maar CEMR wil tijdens de Conference on the Future of Europe niet enkel aandacht voor lokale overheden, we willen ook het perspectief en de verwachtingen van de burgers, verenigingen en organisaties inbrengen.’
Twinning tussen lokale overheden is nagenoeg even oud als de EU en CEMR. Het instrument heeft een wat stoffig imago. Is er geen vernieuwing nodig?
‘Twinning blijft toch levendig, bijvoorbeeld voor uitwisseling tussen jongeren en tussen verenigingen. De Brexit geeft er ietwat onverwacht een nieuwe push aan. Britse collega’s stelden het instrument de voorbije jaren in vraag, nu willen veel Britse gemeenten hun band met Europese gemeenten aanhalen om goed te blijven samenwerken. Dat neemt niet weg dat we de twinning inderdaad moeten moderniseren en verfrissen. Een te overwegen mogelijkheid is de twinningrelatie meer in te zetten voor de uitwisseling van expertise over bijvoorbeeld ecologische transitie.’
Kunnen de duurzameontwikkelingsdoelstellingen een rol spelen, waarbij partnergemeenten bijvoorbeeld samen voor een bepaalde SDG gaan?
‘De SDG’s zijn zeker een mooie kapstok voor samenwerking tussen lokale overheden. Steden die in het burgemeestersconvenant stapten, kunnen bijvoorbeeld nauwer gaan samenwerken. Maar je ziet dat twinning ook een hefboom is om Europese waarden te benadrukken. Zo zetten verschillende lokale overheden hun band met een Poolse partner in om het respect voor LGBTQ- of vrouwenrechten te beklemtonen.’
In Puurs-Sint-Amands is de twinning met een Poolse stad om die reden het voorwerp van debat in de gemeenteraad geweest.
‘Sommige Duitse en Franse steden doen hetzelfde. Stedenbanden maken het makkelijker om het gesprek te voeren, het is diplomatie op lokaal niveau. Het is goed dat onder de koepel van CEMR partners kunnen praten over Europese rechten en waarden, over rechten voor minderheden, gelijkheid, toegankelijkheid voor mensen met een beperking, integratie van migranten. De rol die lokale overheden kunnen spelen, is niet te onderschatten.’
CEMR heeft haar hoofdkwartier in Brussel. Wat is je indruk van Vlaamse gemeenten?
‘Vroeger was er meer samenwerking tussen de drie verenigingen van steden en gemeenten in België, ik vind het jammer dat ze nu minder gecoördineerd handelen. Maar natuurlijk heeft Vlaanderen, in verhouding tot zijn grootte, een belangrijke invloed op de EU en CEMR. Veel lokale politici in Vlaanderen investeren een deel van hun tijd en energie in meetings en debatten op Europees niveau. We stellen dat zeer op prijs.’
Voor welke thema’s lopen Vlaamse lokale overheden voorop?
‘De SDG’s uiteraard. Vlaanderen is echt een voorloper, de VVSG en de gemeenten hebben zich voluit geëngageerd in de Agenda 2030. Dat inspireert andere landen en lokale overheden.’
Wat kunnen de Vlaamse gemeenten leren van lokale overheden elders in Europa?
‘Dat is een lastige vraag. Als ik er één punt mag uithalen, dan is het misschien de ruimtelijke ordening en het ontwerpen van de publieke ruimte. Lokale besturen in sommige andere landen staan daar verder in. Ook de netheid van het openbaar domein kan beter, zeker in Brussel.’
Hoe zie je de toekomst van CEMR?
‘We hebben het punt bereikt waarop de beweging niet veel meer zal groeien, omdat alle nationale verenigingen lid zijn. We kunnen wel de integratie in CEMR versterken en de uitwisseling tussen leden vergemakkelijken. We moeten niet alleen het centrum zijn waar verenigingen communiceren, we moeten ook directe uitwisseling tussen lokale overheden faciliteren. Die uitwisseling en kennisopbouw moeten we nog meer verbinden met onze tweede pijler, het lobbyen bij de Europese instellingen.
Voor die belangenbehartiging moeten we meer dan nu sterke lokale politici inzetten die CEMR ondersteunen als dé organisatie van alle lokale en regionale overheden en hun koepelverenigingen. Het is veel krachtiger als we naar de Commissie stappen met enkele burgemeesters dan met een position paper. In Vlaanderen is er een goede band met sterke lokale politici, in andere landen is er een intensieve samenwerking met experts maar zien we bijna nooit een burgemeester. Daar moeten we aan werken.’
Wat wens je voor CEMR over tien jaar?
‘Ik hoop dat Europa in 2030 echt de omslag heeft gemaakt naar meer duurzaamheid, gelijkheid en integratie. Ik hoop dat CEMR een drijvende kracht kan zijn voor die transitie, dat lokale en regionale overheden de weg tonen. We willen in 2030 een nog sterkere partner zijn van de Europese instellingen en de referentie voor lokale en regionale overheden.’ •
Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal en Bert Janssens is VVSG-coördinator Europa
Voor Lokaal 05 | 2021