In het juninummer van Lokaal had Luc Dupont, burgemeester van Ronse, het even over de onmogelijkheid voor faciliteitengemeenten om te fusioneren. Omdat de specifieke problemen van Vlaamse gemeenten met faciliteiten voor Franstaligen wat meer aandacht verdienen, bracht Lokaal drie burgemeesters bij elkaar: Sandy Evrard, Joris Gaens en Walter Vansteenkiste. Sandy Evrard is al meer dan twintig jaar burgemeester van Mesen, met 1072 inwoners de kleinste stad van Vlaanderen. Mesen ligt nabij de Franse grens, op een tiental kilometer van Ieper. Joris Gaens volgde begin 2020 Huub Broers op als burgemeester van het Limburgse Voeren, dat iets meer dan 4300 inwoners telt. Voor Walter Vansteenkiste is het de tweede bestuursperiode als burgemeester van Wemmel, een van de zes Brusselse randgemeenten. De gemeente is superdivers, met meer dan negentig nationaliteiten op een bevolking van 17.000 inwoners.
Faciliteitengemeenten kunnen geen fusies aangaan. Wat betekent dat?
Walter Vansteenkiste: ‘Wemmel is een vrij kleine gemeente qua inwonersaantal en oppervlakte. Stel dat onze grotere buurgemeenten in de toekomst fusies afsluiten, dan zullen wij achterop blijven en weggedrukt worden. Mijn grote bezorgdheid is dat we de bestuurlijke slagkracht niet meer zullen hebben om de vaart van Vlaanderen te volgen, want die is steeds meer afgestemd op grotere gemeenten.’
Joris Gaens: ‘Wat voor Wemmel geldt, geldt nog vele malen sterker voor Voeren. Meer en meer Vlaamse en federale bevoegdheden gaan naar de lokale besturen, onze kleine administratie krijgt het steeds moeilijker om al die taken uit te voeren. Ik maak me daar zorgen over, niet voor morgen maar wel voor overmorgen. Hoe meer gemeenten fusioneren, hoe meer ze aankunnen en hoe meer bevoegdheden Vlaanderen zal doorschuiven. Tot vandaag kunnen ook kleine lokale besturen voldoende dienstverlening geven aan hun inwoners, maar op langere termijn wordt dat een probleem.’
Sandy Evrard: ‘Wij hebben, de algemeen directeur en de sociale dienst van het OCMW inbegrepen, maar zes administratief en twee technisch medewerkers, we hebben geen industrie. Nu redden we het nog, maar op termijn rijst er twijfel of we nog wel aan de basisbehoeften van onze inwoners kunnen voldoen. De faciliteitengemeenten worden vergeten in de hele discussie over schaalvergroting en bestuurskracht.’
Walter Vansteenkiste: ‘Nu al is aan sommige geldstromen van Vlaanderen een vereiste gekoppeld van een minimaal aantal inwoners. Voor bepaalde integratiemiddelen in het kader van het Plan Samenleven bijvoorbeeld gaat het over minstens 7500 inwoners van niet-Europese afkomst, terwijl wij er “slechts” 6200 hebben. Maar er is een mogelijkheid om die middelen toch te krijgen door samen te werken met andere gemeenten. Ik begrijp de redenering van Vlaanderen dat de subsidies gemeenten ertoe moeten aanzetten meer samen te werken, totdat ze uiteindelijk zoveel samen doen dat ze fusioneren. Maar dan dreigen wij eruit te vliegen. Wij werken nu veel samen met Asse en Dilbeek. Als zij beslissen om samen te gaan, hebben ze ons niet meer nodig. En zijn ze dan nog wel bereid om die “lastige” Wemmelaars erbij te nemen die altijd afkomen met hun taalverplichtingen? Nu kunnen we rekenen op veel goodwill van de gemeenten waarmee we samenwerken. Zal dat ook nog het geval zijn als zij tot een fusie overgaan?’
Wat zou een mogelijke oplossing zijn?
Walter Vansteenkiste: ‘De faciliteiten afschaffen kan enkel via een wet die met een bijzondere meerderheid wordt goedgekeurd, wat onder meer wil zeggen dat er een meerderheid moet zijn in elke taalgroep. Dat is politiek niet haalbaar en onze bevolking zal het nooit aanvaarden. Maar we kunnen de faciliteiten wel onder de loep nemen en moderniseren. Ik vind dat de mogelijkheden van districtsvorming naar Antwerps voorbeeld moeten worden onderzocht. Wemmel zou een van de districten kunnen worden in een grotere gemeente. Zo zouden we een hele reeks taken zoals veiligheid en mobiliteit kunnen delen met de andere districten. De persoonsgebonden materies die te maken hebben met de grondwettelijk vastgelegde faciliteiten zoals onderwijs of de manier waarop we aan cultuur moeten doen, worden dan niet ondergebracht in het grotere geheel. Die behoren tot het takenpakket van de districtsburgemeester en het districtsbestuur. Indertijd heeft Luc Van Biesen dit denkspoor al eens voorgesteld.’
Sandy Evrard: ‘Die districtsgedachte zijn ook wij genegen. Vroeger waren we best gelukkig met de zekerheid dat we niet tot een fusie verplicht zouden worden. Nu denk ik daar helemaal anders over en ik voel dat de inwoners klaar zijn om mee te gaan in een districtsformule.’
Walter Vansteenkiste: ‘Ik denk dat het in stappen zal moeten gebeuren. Waarom zouden we niet eerst nadenken over een associatie van gemeenten, zoals er ook een politieassociatie bestaat?’
Kunt u dat model even toelichten?
Joris Gaens: ‘We zijn voor de politie een eengemeentezone, wellicht de kleinste van het land. We hebben een associatie met de politiezone Bilzen-Hoeselt-Riemst. We zijn twee zones gebleven met een eigen korpschef, budget en begroting, maar we werken op veel vlakken samen. We hebben bijvoorbeeld een gezamenlijk aankoopbeleid waardoor we investeringen kunnen doen die we alleen niet zouden aankunnen. Ook de interventieploegen treden soms samen op.’
Walter Vansteenkiste: ‘Wemmel zit ook in een associatie met twee andere politiezones. We delen de officieren van wacht, ICT, intern toezicht, aankoopbeleid enzovoort. Bij grote interventies brengen we de drie korpsen bijeen, dan heb je algauw vijftig, zestig man en veel meer slagkracht dan als je alles alleen moet doen. Dat werkt goed. Je kunt daar heel ver in gaan. Voor gemeenten zou je aan iets soortgelijks kunnen denken.
In hoeverre kan intergemeentelijke samenwerking een alternatief zijn voor een fusie? Of zijn daar grenzen aan?
Walter Vansteenkiste: ‘Dat kan tot op zekere hoogte een oplossing zijn, maar de faciliteiten in onze gemeente zijn ook een zekere last voor onze buurgemeenten. Ik zei het al, zullen ze nog wel bereid zijn om ons erbij te pakken, als ze door fusies zelf meer dan voldoende slagkracht hebben?’
Wat bedoelt u met een last voor buurgemeenten?
Walter Vansteenkiste: ‘Voor de covidvaccinatie bijvoorbeeld moeten Franstalige Wemmelaars in hun eigen taal bediend kunnen worden. We hebben een tweetalig vaccinatiecentrum nodig. Andere gemeenten in onze eerstelijnszone konden dat niet bieden en dus is er in Wemmel zo’n centrum geopend. De andere gemeenten hebben daar geen probleem van gemaakt. Maar we zijn afhankelijk van hun welwillendheid.’
Joris Gaens: ‘Hetzelfde is bij ons gebeurd. Per eerstelijnszone werden in principe twee vaccinatiecentra ingericht, Tongeren en Bilzen waren de logische locaties. Maar naast het probleem van de tweetaligheid hadden wij ook nog de moeilijkheid van de afstand. De vrees was dat veel Voerenaren zich niet zouden laten vaccineren. Daarom heeft de eerstelijnszone in Voeren een satelliet gecreëerd.’
Vandaag is er krapte op de arbeidsmarkt. Medewerkers van faciliteitengemeenten vanaf C-niveau die met burgers in contact komen, moeten de twee talen spreken en daarvoor een taalexamen afleggen. Speelt dat u parten?
Sandy Evrard: ‘Onze administratieve medewerkers zijn allemaal van A- en B-niveau, zij zijn verplicht een examen in twee talen af te leggen. Dat is een groot probleem, wij lopen capabele mensen mis.’
Walter Vansteenkiste: ‘We vinden heel moeilijk medewerkers. Nu de taalpremie is afgeschaft, kunnen we hun ook geen financieel voordeel meer bieden. Dan gaan kandidaten liever aan de slag in onze buurgemeenten zonder faciliteiten, waar ze veel minder tot helemaal geen Franstaligen aan de frontdesk krijgen.’ Sandy Evrard: ‘Het is zelfs zo dat buurgemeenten Franstaligen naar ons sturen.’ Joris Gaens: ‘Ik sprak onlangs met burgemeester Dupont van Ronse, die stad past de taalwetgeving anders toe dan wij. Wij zijn zeer strikt, te strikt wellicht. Wij organiseren taalexamens voor al onze medewerkers, ook voor kandidaten van de groendienst of de technische dienst.’
Walter Vansteenkiste: ‘Dat doen wij niet. Mensen die in contact komen met de burger moeten een taalexamen doen, maar bijvoorbeeld iemand van de groendienst niet.’
Joris Gaens: ‘Ik ben ervan overtuigd dat dit een betere werkwijze is dan die van ons.’
Walter Vansteenkiste: ‘Om nog even terug te komen op de taalpremie. In onze politiezone moeten ook mensen van de interventieploegen of de verkeerspolitie een taalexamen afleggen omdat ze op het grondgebied van de vier gemeenten opereren. Politieagenten die slagen voor het taalexamen, krijgen wel nog een tweetaligheidspremie. Ongeveer zestig procent van de politiemensen in de zone heeft dus dankzij Wemmel een tweetaligheidspremie. Dat is een klein voordeel tegenover andere zones om personeel aan te trekken. Ik merk wel dat het zeer moeilijk is om wijkagenten te vinden. Zij kiezen niet voor Wemmel maar voor de Vlaamse gemeenten zonder faciliteiten, omdat ze daar geen Frans hoeven te spreken, ook al zijn ze geslaagd voor hun examen. Het is voor politiemensen altijd makkelijker op te treden in hun moedertaal.’ Sandy Evrard: ‘Een verklaring afnemen in het Frans is iets anders dan een praatje maken met een bewoner.’
Hoe gaan jullie om met de vraag van Franstalige inwoners om in het Frans bediend te worden? Moeten ze dat elke keer opnieuw vragen?
Joris Gaens: ‘Bij ons wel.’
Walter Vansteenkiste: ‘In Wemmel volstaat het om het eens in de vier jaar te doen. We geven daar niet veel ruchtbaarheid aan, één keer per jaar een kort berichtje in ons infoblad, dat is het. Ik denk dat er ongeveer 1300 aanvragen zijn geweest voor de vermoedelijk 10.000 Franstaligen in de gemeente. Overigens is het volgens de Raad van State rechtmatig om met zo’n lijst te werken, de rondzendbrieven van Leo Peeters en zijn opvolgers kunnen volgens de Raad niet meer worden ingeroepen.’
In hoeverre betekenen de faciliteiten ook een financiële last?
Sandy Evrard: ‘Ons budget bedraagt amper 1,2 miljoen euro. Dat alle drukwerk in twee talen moet, dat alle politiereglementen tweetalig moeten zijn, creëert kosten die andere gemeenten niet hebben. Voor onze woondienst bijvoorbeeld werken we samen met Wervik en Menen, ook daarvoor moeten we alles vertalen om onze inwoners te bedienen. Hetzelfde geldt voor de eerstelijnszone die niet verplicht is om tweetalig te werken.’
Walter Vansteenkiste: ‘Het is soms absurd. Neem onderwijs. We hebben bijna 800 leerlingen in ons Franstalig lager onderwijs. De gebouwen kosten ons veel geld. Vlaanderen betaalt de onderwijzers, dat is geen probleem. En net als voor ons Nederlandstalig onderwijs voorziet Vlaanderen voor het Franstalig onderwijs in zorgmiddelen voor bijvoorbeeld huiswerkbegeleiding. Het probleem is dat die via de CLB’s lopen, maar voor het Franstalig onderwijs staat het PMS van Brussel in en dat kan die middelen niet aanvragen. Er staat dus 200.000 euro klaar die niet kan worden vrijgegeven voor de Franstalige scholen. En dus past de gemeente bij. Alles bij elkaar gaat het jaarlijks toch over 400 à 500.000 euro. Wij doen echt wel ons best om aan te sluiten bij Vlaanderen, maar wij vragen van Vlaanderen dat het ons verwelkomt en rekening met ons houdt. Met Mijn Burgerprofiel bijvoorbeeld ontzorgt Vlaanderen de gemeenten administratief, dat is fantastisch. Maar Mijn Burgerprofiel bestaat niet in het Frans. En dus zullen we wellicht zelf een privéfirma moeten aanspreken om de software te ontwikkelen. En zo is het met heel veel Vlaamse initiatieven en regelgeving. In het nieuwe decreet lokaal bestuur bijvoorbeeld is het heel duidelijk dat er achteraf een aanhangsel is geschreven voor de faciliteitengemeenten.’
Joris Gaens: ‘We hebben anderhalf jaar gewacht om Mijn Burgerprofiel te implementeren, omdat we van het Agentschap Binnenlands Bestuur de zekerheid wilden hebben dat het ons zou steunen als er een klacht van een Franstalige komt. Die verzekering hebben we helaas niet op papier gekregen, toch zijn we van start gegaan. Niet alleen Vlaanderen vergeet ons, ook enkele samenwerkingsverbanden doen dat. Zij hebben vaak geen tweetalige dienstverlening. Dat is begrijpelijk, maar wij moeten wel voldoen aan die faciliteitenwetgeving. Zeker voor een klein lokaal bestuur is dat een zware financiële dobber, waarvoor we geen enkele compensatie krijgen van de hogere overheid.’
Is er een groot taalprobleem of taalconflict in uw gemeente?
Walter Vansteenkiste: ‘Bij ons is er in de gemeenteraad al jaren geen discussie meer over taal- of communautaire problemen. Maar het is een vuur dat smeult zonder op te flakkeren. Daarom denk ik dat je de faciliteiten niet zomaar opeens kunt afschaffen.’
Joris Gaens: ‘Wij kregen de voorbije tweeënhalf jaar nog twintig klachten over taal. Die werden allemaal ongegrond verklaard maar je moet er wel energie in stoppen. Dan moet je toch besluiten dat faciliteiten al lang hun oorspronkelijke doel niet meer dienen. Ze belemmeren vooral de lokale werking. Maar ik ben zeker geen voorstander van een nieuwe communautaire discussie die uit de hand loopt. Dat onze communicatie tweetalig is, is ook een vorm van goede dienstverlening.’ Sandy Evrard: ‘Ik schat dat tachtig procent van de inwoners van Mesen tweetalig is, dat is geen probleem. Bovendien hebben we in Mesen intussen een vijftiental nationaliteiten. Ik hoor medewerkers soms in het Engels bezig, we hebben iemand die Russisch spreekt.’
Joris Gaens: ‘Er zijn ook bij ons intussen veel mensen van andere origine bijgekomen, moet je dan ook voor hen in faciliteiten voorzien?’
Tot slot wil ik u graag nog de bijzondere regeling voorleggen voor de zes gemeenten in de Brusselse rand en voor Voeren en Komen-Waasten. Daar worden de OCMW-raad en de schepenen rechtstreeks door de burgers verkozen. Wat zijn daarvan de gevolgen?
Walter Vansteenkiste: ‘In de OCMW-raad kun je een andere meerderheid hebben dan in de gemeenteraad. Dat is bijvoorbeeld het geval in Kraainem. Dat is bijzonder lastig. Gemeente en OCMW zijn twee aparte besturen, twee rechtspersonen, maar ze hebben één geconsolideerde begroting. De OCMW-raad kan dus de begroting goedkeuren en de gemeenteraad kan de OCMW-begroting afkeuren. Wat dan? En dan heeft Vlaanderen ook nog het verplichte overlegcomité tussen gemeente en OCMW afgeschaft, behalve voor de financiën, maar dat heeft dan enkel een adviserende functie. Met een beetje slechte wil komt alles volledig vast te zitten.’
Joris Gaens: ‘Gemeente en OCMW hebben een verschillend kiespubliek. Niet-Belgen die hier vijf jaar verblijven, mogen stemmen en kandidaat zijn voor de gemeenteraad maar niet voor de OCMW-raad. Dat verklaart voor een groot deel het verschil in samenstelling tussen de twee raden. Wij hebben een meerderheid in de gemeenteraad van tien tegen vijf, in de OCMW-raad van vijf tegen vier. Het is niet logisch dat niet-Belgen niet mogen stemmen voor de OCMW-raad terwijl ze wel een beroep kunnen doen op de dienstverlening van het OCMW. Bovendien kunnen niet-Belgen in andere lokale besturen wel gewoon stemmen voor zowel gemeente- als OCMW-raad.’ Walter Vansteenkiste: ‘Wij hebben negentig nationaliteiten in de gemeente. Voor de OCMW-raad mogen die niet stemmen. Neem die mensen dan maar eens mee in je verhaal. Ze hebben er niets over te zeggen.’
Joris Gaens: ‘Het is afwachten wat de afschaffing van de opkomstplicht in 2024 zal betekenen.’
Walter Vansteenkiste: ‘Voor de gemeenteraadsverkiezingen is de opkomstplicht afgeschaft. Maar de OCMW-raadsverkiezingen zijn federaal vastgelegd. Vlaanderen zegt dat de afschaffing ook geldt voor de OCMW-raad, maar ik heb daar mijn twijfels over. Is daar overleg over geweest?’
Wat houdt de rechtstreekse verkiezing van het schepencollege in?
Joris Gaens: ‘We hebben in het college een schepen van de oppositie. Het college moet bij consensus beslissen, en meestal is dat geen probleem. Als die man toch eens tegenstemt, moeten we naar de gemeenteraad. Als we straks een echte dwarsligger in het college krijgen, dan zul je drie, vier keer per maand de gemeenteraad moeten samenroepen en wordt de gemeente feitelijk onbestuurbaar.’ Walter Vansteenkiste: ‘En dan kom je bij het probleem dat de gemeenteraad niet voor alles bevoegd is. Voor het afleveren van omgevingsvergunningen bijvoorbeeld is in de regelgeving niet bepaald dat de gemeenteraad zich erover kan uitspreken. Hoe kun je dat dan oplossen? Dan moet de provincie het overnemen.’
Sandy Evrard: ‘Als die niet wordt afgeschaft.’
Walter Vansteenkiste: ‘Het is dus hoog tijd om de faciliteiten te moderniseren. Vlaanderen, begin daar nu eens aan. Er zit heel veel kennis bij de besturen van de faciliteitengemeenten over wat beter kan, maar Vlaanderen maakt daar weinig of geen gebruik van. De wereld staat niet stil, maar de faciliteitenwetgeving wel al bijna zestig jaar.’ —
Bart Van Moerkerke is redacteur Lokaal
Voor Lokaal 09 | 2022