2022Lokaal10_dakthuisloos0.png
Provider image

Dat onder de noemer van dak- en thuisloosheid een veel breder fenomeen schuilgaat dan de slapende man op een bank in park, portiek of straat, vond de voorbije jaren bevestiging in systematische tellingen die in verschillende gemeenten en regio’s plaatsvonden, onder begeleiding van onderzoekers van de KULeuven. Met oog voor de juiste kwetsbare en risico-doelgroepen krijgen lokale besturen zo nuttige cijfers in handen waarop ze gericht kunnen inspelen in hun woon- en sociaal beleid. 28 oktober 2022 wordt de grote dag voor een nieuwe meting in niet minder dan zeven Vlaamse steden en regio’s.

De zeven tellingen dit jaar hebben plaats in regio Middenkust, arrondissement Brugge, regio Midwest, regio Waasland, welzijnsregio Kempen, in stad Antwerpen, en regio Boom-Mechelen-Lier. Ze worden ondersteund door het departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) van de Vlaamse overheid en gebeuren in samenwerking met de Koning Boudewijnstichting. Ook in Wallonië vinden dit jaar opnieuw tellingen plaats. ‘Met de gegevens uit tellingen van vorige jaren dekken we zo al een flink stuk van Vlaanderen,’ zegt Evelien Demaerschalk van het Leuvense onderzoeksteam LUCAS, dat de tellingen wetenschappelijk ondersteunt en mee begeleidt. ‘In 2020 en 2021 waren er tellingen in Gent, Leuven, Limburg, Zuid-West-Vlaanderen en de eerstelijnszone Bravio rond Vilvoorde. Leuven wil de telling herhalen in 2023; dat wordt interessant, want bij herhaling kun je evoluties beginnen bestuderen.’

Het ijkingsinstrument voor de tellingen is de Europese ETHOS light-typologie. Die houdt naast de ‘zichtbare’ dak- en thuisloze personen rekening met nog vijf andere categorieën, namelijk: mensen in noodopvang; personen die in een opvang voor thuislozen verblijven; personen die de gevangenis of een psychiatrische voorziening of jeugdhulp moeten verlaten maar nergens naartoe kunnen; mensen die in een niet-conventionele ruimte wonen zoals een caravan, een garagebox, een tent, een kraakpand; en sofaslapers die inwonen bij familie of vrienden omdat ze geen huisvesting hebben. ‘Voor onze tellingen voegen we daar ook de situaties van dreigende uithuiszetting aan toe, waarbij mensen in de komende maand moeten vertrekken als gevolg van een onbewoonbaarverklaring of een betekend vonnis,’ legt Evelien Demaerschalk uit. ‘Die groep is belangrijk en kan aanzienlijk zijn, bovendien gaat het vaak over gezinnen met kinderen waarvoor het opvangaanbod beperkt is.’

 

Basis voor lokale actie: Harelbeke en W13

De gegevens uit de tellingen verdwijnen niet zomaar in stapels onderzoeksrapporten, ze zetten een en ander in beweging. Zo wordt het regionale actieplan dak- en thuisloosheid van het Zuid-West-Vlaamse samenwerkingsverband W13, dat veertien lokale besturen en het regionale CAW verenigt, geëvalueerd en bijgestuurd op basis van de resultaten van de telling. Evenals de andere besturen aarzelde ook Harelbeke vorig jaar niet om deel te nemen. Sofie Duvillier is er beleidsmedewerker sociaal beleid en dienstverlening.

‘Ons buikgevoel gaf al aan dat we flink wat mensen met hulpvragen hadden op het vlak van huisvesting en woonbegeleiding,’ vertelt ze. ‘De specifieke ligging van Harelbeke tussen grotere steden als Kortrijk en Waregem kan daarin meespelen. De cijfers van de telling hebben dat buikgevoel bevestigd. Veel van onze cliënten met woonvragen of -problemen zijn daarin meegeteld. Harelbeke bleek 113 dak- en thuisloze personen te tellen, waarvan 49 kinderen. Dat is ruim een tiende van het totaal voor de hele regio.’ Inbegrepen zijn onder meer de mensen die zich in de veertien doorgangswoningen bevonden die het OCMW van Harelbeke inzet als tijdelijke oplossing voor wie effectief dakloos wordt. Het gaat om diverse wooneenheden die samen een opvangcapaciteit van 40 plaatsen vormen, met een gemiddelde bezettingsgraad van 80 procent.

De manier van werken en de voorbereiding van de telling kostten de medewerkers van het OCMW wel wat tijd. Zo werden de dossiers uit de brede doelgroep van de telling vooraf gescreend, zodat ze op de teldag zelf vlotter konden worden afgetoetst aan de ETHOS-criteria; en dan was er de invulling van checklists en vragenlijsten bij de telling zelf. Maar voor het beleid leverde dit vooral winst op. ‘Samen met de andere partners binnen W13 richtte Harelbeke denkgroepen op om de verdere strategie tegen dak- en thuisloosheid op lokaal én regionaal niveau te bepalen,’ zegt Sofie Duvillier. ‘Op dat vlak waren er al zaken lopende, die kunnen we nu evalueren en bijsturen op basis van de telresultaten.

De lokale samenwerking in combinatie met regionale coördinatie via W13 is daarin ook een pluspunt. Want dak- en thuisloosheid stopt niet aan de gemeentegrenzen.’ Sofie Duvillier noemt in dat verband het Kracht.Wonen, waar de OCMW’s en het CAW van de regio de capaciteiten bundelen op het vlak van zowel begeleiding als huisvesting. Hulp aan burgers bij het zoeken naar een woning wordt regionaal gecoördineerd, en ook over de versnelde toewijzing voor sociale huisvesting worden regionale afspraken gemaakt. De doelgroep van 18- tot 25-jarigen trad uit de telling nog naar voren als bijzonder aandachtspunt. ‘Voor die jongeren moeten we specifieke acties gaan ontwikkelen, ook preventief. Zij zijn immers de toekomst,’ besluit Sofie Duvillier.

 

Point in Time: 28 oktober 2022

De onderzoekers kozen het einde van de maand oktober als vast moment voor deze en komende telrondes. ‘Kiezen voor één bepaald punt in de tijd heeft voor- en nadelen,’ weet Evelien Demaerschalk. ‘Er zullen altijd personen zijn die net niet worden meegenomen, en de resultaten worden ook beïnvloed door de concrete situatie of context van het moment zelf, maar die moeten we dan telkens zo goed mogelijk beschrijven. We plaatsen de telling nu eind oktober, vóór de start van de winterwerkingen.’ In de aanloop naar de telling hebben de onderzoekers lerende netwerken ingericht voor de plaatselijke en regionale coördinatoren, en organiseren ze de nodige infosessies. De coördinatoren leiden elk een lokale stuurgroep die divers genoeg is samengesteld om de plaatselijke dak- en thuisloosheidssituatie volledig te overzien. ‘Naast deelnemers van OCMW’s en CAW’s is er bijvoorbeeld vertegenwoordiging van de huisvestingsmaatschappij, de politie, het psychiatrisch ziekenhuis,’ vertelt Evelien Demaerschalk nog. ‘Al die stukjes maken de puzzel volledig.’

Achteraf worden de tellers zo goed mogelijk gebrieft, en het onderzoeksteam ondersteunt hulpverleners bij het interpreteren van de cijfers – een belangrijk gegeven ook met het oog op de terugkoppeling naar het beleid, dat de resultaten van de telling ongetwijfeld met veel interesse zal afwachten. Het is nu aan de deelnemende lokale besturen om warm te lopen voor 28 oktober. —

 

Pieter Plas is hoofdredacteur Lokaal
Voor Lokaal 10 | 2022

Lees meer via vvsg.be/dak-en-thuisloos en www.dakenthuisloosheid.be

Telling vraagt lokaal engagement
Nuttig om te weten is dat de dak- en thuislozentelling van de deelnemende lokale besturen een duidelijk engagement vraagt op zowel politiek als praktijkniveau. Lokale besturen moeten een lokale coördinator aanduiden die de leiding van de telling op zich neemt. De ervaring leert dat dit ongeveer een halftijdse beschikbaarheid vergt gedurende de tien maanden van het gehele onderzoek. Ook van OCMW-maatschappelijk werkers en andere lokale personeelsleden vraagt een telling heel wat inzet.