‘Als je het vermoedelijke aantal mensen die aangewezen zouden zijn op sociale dienstverlening naast het huidige bereik van het OCMW legt, dan kun je alleen maar vaststellen dat we met de klassieke manier van werken een groep mensen niet bereiken,’ zegt schepen Philippe De Coene. ‘Een van de redenen is dat de drempel naar het sociaal huis hoog blijft. Het is niet vanzelfsprekend voor inwoners die recht hebben op hulp- en dienstverlening om naar het OCMW te stappen. We kampen nog steeds met het imago dat we er enkel zijn voor mensen die echt diep in de problemen zitten of een leefloon ontvangen.
De energiecrisis heeft nog eens aangetoond dat ook mensen met een arbeidsinkomen het financieel zeer moeilijk kunnen hebben maar toch de weg naar het OCMW niet vinden. En onderschat ook de fysieke afstand niet. Je vraagt wel wat van kwetsbare mensen als ze zich met hun vraag moeten aanmelden in het grote sociaal huis in het stadscentrum.’ Die vaststelling bracht het Kortrijkse OCMW ertoe enkele jaren geleden het sociaalwetenschappelijk experiment MISSION op te zetten, met Europese steun. Gedurende drie jaar werd van verschillende methodieken in de sociale dienstverlening de impact gemeten. Daaruit bleek dat gezinnen met een eigen belangenbehartiger – dat is een contact- en vertrouwenspersoon die alle mogelijke vormen van hulp- en dienstverlening opneemt, zodat cliënten niet meer zelf aan de vaak ontmoedigende tocht langs tal van instellingen hoeven te beginnen en niet overal nog maar eens hun verhaal moeten doen – er sneller op vooruitgingen dan gezinnen die op de klassieke manier werden bijgestaan.
Van één OCMW naar twaalf wijkcentra
De resultaten van dat onderzoek leiden nu tot een nieuw concept: wijkgericht sociaal werk. De sociale dienstverlening gebeurt niet langer vanuit het sociaal huis, de maatschappelijk werkers hebben voortaan hun stek in een van de twaalf wijkcentra, dicht bij de inwoners voor wie ze werken en volgens het principe: één gezin, één plan en zoveel mogelijk één maatschappelijk werker of casemanager. Joris Beaumon, directeur dienstverlening en sociaal beleid, tekende de voorbije jaren de transitie uit. ‘Aan de ene kant hadden we goed uitgebouwde wijkcentra. Ze hadden een goede buurtwerking, fungeerden als ontmoetingsplekken in de wijk en zetten allerlei laagdrempelige activiteiten op voor alle wijkbewoners.
Aan de andere kant hadden we de sociale dienst van het OCMW in het sociaal huis in het centrum van de stad. Gespecialiseerde teams volgden er elk een deel van het hulpverleningstraject op. Een gezin, een cliënt werd dus door verschillende mensen begeleid. De wijkcentra en het sociaal huis waren behoorlijk aparte werelden die vaak voor dezelfde cliënten werkten. Dat was niet logisch.
We brachten het beste van de twee werelden samen en kantelden de sociale dienst uit, van het sociaal huis naar twaalf wijkteams. In het sociaal huis blijven nog enkele maatschappelijk werkers actief voor cliënten die omwille van de anonimiteit liever niet in hun eigen buurt geholpen willen worden. Ook de ondersteunende kenniscel specialisten en enkele niet-wijkgebonden teams blijven centraal. Maar het overgrote deel van de maatschappelijk werkers heeft sinds kort een plek in een wijkcentrum.’
Op papier klinkt het logisch en eenvoudig, maar de praktische uitwerking had wel wat voeten in de aarde. Verandering is sowieso lastig en dat was in dit geval niet anders. Medewerkers moesten afscheid nemen van collega’s en hun werkplek in het sociaal huis, sociale dossiers moesten aan de wijkcentra worden toegewezen, procedures hertekend, er was een nieuwe visie nodig enzovoort. Schepen De Coene: ‘Met de visie om zeer nabij te werken, ingebed in een wijkteam, met maatschappelijk werkers als vaste casemanagers voor een aantal gezinnen, met het doel meer mensen te bereiken en hen beter te begeleiden, was iedereen het eens. We hebben het traject in nauw overleg met de medewerkers gelopen en ook af en toe getemporiseerd, zodat iedereen aan boord bleef. Intussen is de uitkanteling een feit, al staan we nog niet overal even ver, alleen al door de infrastructurele beperkingen in sommige wijkcentra.’
Dichtbij en laagdrempelig
Wijkcentrum De Zevenkamer in de deelgemeente Heule was een van de pilots in het traject en staat dan ook al ver met het wijkgerichte sociaal werk. Lieselot De Vlieger is er coördinator van het wijkteam. ‘De intake van nieuwe cliënten gebeurt hier, de begeleiding wordt opgenomen door een van onze maatschappelijk werkers. Zij gaan ook heel vaak aan huis bij de mensen die daar de voorkeur aan geven. Doordat de sociale dienstverlening in het wijkteam is ingebed, is het veel makkelijker dan vroeger om multidisciplinair samen te werken.
Leefloon, thuiszorg, het opnemen van rechten, zeer complexe situaties, we hebben de medewerkers met de nodige expertise in huis om dat allemaal samen te bekijken. Ons team heeft ook een zeer nauwe band met de scholen in de buurt, met de thuiszorgdiensten, Kind en Gezin, huisartsen, verpleegkundigen, kinesisten enzovoort. We zijn echt ingebed in de wijk. Tegelijkertijd is de drempel van De Zevenkamer zeer laag voor alle buurtbewoners. Iedereen komt hier over de vloer, we zijn een warm huis.
Mensen komen ’s middags eten in ons restaurant of drinken iets in de cafetaria, ze doen mee met de vele activiteiten die we organiseren, ze doen vrijwilligerswerk in de wijk, ze nemen deel aan participatieraden enzovoort. De stap naar sociale hulp is veel kleiner dan vroeger. En als iemand van het wijkteam bepaalde signalen opvangt, is het makkelijk om daarover te praten met de maatschappelijk werker die twee kamers verderop zit. Alles wordt hier samengebracht.’ Schepen De Coene noemt het een 360° sociale dienstverlening. ‘We kunnen problemen sneller detecteren en in een vroeger stadium behandelen, voordat ze te groot worden. Zo kunnen we mensen beter vooruit helpen en perspectief bieden. En daar is het ons uiteindelijk om te doen.’
Aantrekkelijke werkgever
Een opmerkelijk neveneffect van de uitkanteling is dat het OCMW een aantrekkelijker werkgever is geworden. Joris Beaumon: ‘We presenteren ons anders dan vroeger. We zoeken nu geen traditionele ‘OCMW-maatschappelijk werkers’ meer, maar ‘outreachende sociale dienstverleners’. We geven in de selectieprocedure meer gewicht aan intrinsieke motivatie, empathie en gedrevenheid dan aan pure kennis die medewerkers toch pas op de werkvloer echt verwerven. Terwijl we vroeger de vacatures amper ingevuld kregen, hebben we onlangs een werfreserve aangelegd van 28 personen waarvan de helft zuivere maatschappelijk werkers. Het is lang geleden dat we daarin waren geslaagd.’ —
Bart Van Moerkerke is redacteur Lokaal | Beeld Henk Deleu
Voor Lokaal 05 | 2023
Vertrouwen
Roos Vandersteene en Yves Goddeeris werkten vroeger in het sociaal huis in de Budastraat en zijn nu als maatschappelijk werkers aan de slag in het wijkteam van De Zevenkamer. ‘De grootste verbetering is het werken in een kleiner team, waardoor er veel meer multidisciplinair overleg mogelijk is. Dat leidt tot betere kwaliteit in de beslissingen en tot betere begeleiding. De sfeer is hier ook veel rustiger, mensen die langskomen voelen zich geen nummer. Het is makkelijker om aan vertrouwen te werken en dat is de basis van ons werk.’ Het lastigste was afscheid te moeten nemen van collega’s waarmee ze vele jaren hadden samengewerkt. Maar de ontvangst in Heule was zeer hartelijk. ‘En voor de cliënten is de drempel veel lager dan vroeger. Misschien is hij zelfs een beetje te laag. Regelmatig lopen mensen binnen, zodat we soms niet meer aan onze dossiers toekomen. We moeten nog naar een goed evenwicht zoeken.’