lokaal_20230501_42_zorg.png
Provider image

De vraag naar zorg blijft groeien, het aanbod kan niet volgen. Wachtlijsten worden in het beste geval een beetje korter, wat extra middelen hier of daar geven het zorgpersoneel hooguit tijdelijk wat meer ademruimte. ‘Dat is werken aan de symptomen,’ zegt filosoof Ignaas Devisch. ‘Voor een fundamentele oplossing moeten we ook de vraag naar professionele zorg zien te verkleinen. Door de zorg anders te organiseren, maar evengoed door wijken en buurten te versterken. Een oplossing is een zaak van alle beleidsdomeinen.’

Nog nooit was het aanbod aan professionele zorg zo groot en toch zijn er lange wachtlijsten in onder meer de gehandicaptensector, de geestelijke gezondheidszorg en de sociale huisvesting, toch kreunen de ouderenzorg, de kinderopvang en de ziekenhuizen onder de druk. Ignaas Devisch, professor in de medische filosofie en de ethiek (UGent) en CEO van de denktank Itinera, ziet verschillende verklaringen. ‘Er wordt in vergelijking met vroeger minder zorg opgenomen door de informele netwerken, toen bijvoorbeeld verschillende generaties onder één dak woonden. Daardoor is de druk op de professionele zorg toegenomen. Een tweede factor is dat we zorg breder zijn gaan definiëren.

Ik neem de definitie van gezondheid als uitgangspunt. Gezond zijn was vroeger de afwezigheid van klachten. De WHO-definitie van gezondheid vandaag is een algehele situatie van fysiek, mentaal en sociaal welbevinden. Dat is voor alle duidelijkheid een goede zaak – vijftig jaar geleden spraken we niet of nauwelijks over mentaal welzijn of depressie – maar het legt wel bijkomende druk op de professionele zorg. En dan is er natuurlijk ook de maatschappelijke evolutie. We ervaren steeds meer druk in ons dagelijks leven, zelfs al op zeer prille leeftijd. De manier waarop we leven genereert heel veel problemen, fysiek en mentaal. Maatschappelijke factoren leiden tot meer individuele zorgvragen.’

 

Hoe probeert de zorg daar een antwoord op te bieden?

‘Vooral door de symptomen te bestrijden met een steunpunt hier en een meldpunt daar, een miljoen euro hier en enkele bijkomende opvangplaatsen ginder. En door te evolueren naar steeds meer hypergespecialiseerde zorg door hyperopgeleide mensen. Maar hoe meer je alle problemen van mensen in aparte hokjes steekt en van aparte labels voorziet, hoe groter de zorgvraag wordt. Hoe komt het dat we de afgelopen tien, twintig jaar geen kentering ten gronde op gang hebben kunnen brengen? Daarvoor moeten we kijken naar de organisatie van de zorg en de afstemming van de professionele op de informele zorg, maar niet alleen daarnaar.

We moeten ook kijken naar onze manier van leven en omgaan met elkaar. We zijn bijvoorbeeld veel meer met onszelf bezig dan vroeger. Mijn grootmoeder was bezig met het opvoeden van haar kinderen en aan eten geraken, niet met zichzelf. Voel ik me goed, zit mijn relatie goed, voed ik mijn kinderen wel goed op? Dat vraagt iedereen zich vandaag af, zij had daar geen tijd voor. We moeten geen heimwee hebben naar dit tijdperk, maar vandaag loopt ook niet alles goed. We zijn zogezegd autonoom, we maken zelf keuzes.

Wel, ik denk het niet. Het mooiste voorbeeld is de selfie. Een oppervlakkige analyse is dat mensen alleen nog naar zichzelf kijken. Maar waarom willen we er op die selfies dan allemaal mooi, stralend, fit uitzien? Omdat we ons spiegelen aan verwachtingspatronen van de samenleving. Er zitten maatschappelijke normen of idealen achter waar we allemaal op de een of andere manier mee worstelen. Die normen worden ons niet opgelegd in de directe zin van het woord, maar we voelen wel dat we mee moeten zijn. Op zich lijkt me dat goed, maar helaas is het nooit genoeg en zijn we zelden echt tevreden. Als je een doel haalt, zegt iedereen: en nu nog een stapje verder. Steeds meer mensen bezwijken daaronder.’

 

Dan is het misschien vooral een maatschappelijk probleem?

‘Als veel mensen met dezelfde problemen worstelen, zijn het inderdaad maatschappelijke problemen. De diep filosofische vraag en de kern van het probleem is: Hoe definiëren we geluk? Voor veel mensen is dat alles uit het leven halen wat je kunt. Maar dat is natuurlijk onmogelijk. Tegenover alles wat je doet, staan er duizend mogelijkheden die je niet kunt doen. Je hebt een zee van oneindige mogelijkheden en een beperkt en eindig leven. Met de grotere vrijheid is de last toegenomen om steeds meer keuzes te moeten maken. En je bent ook zelf verantwoordelijk voor die keuzes, want je hebt ze in volle vrijheid gemaakt. We rijden onszelf vast door in alles te willen meegaan en verliezen het gevoel van eigenaarschap over ons leven. En dat is een van de factoren die tot burn-out leiden.’

 

Hoe geraken we daaruit?

‘We moeten het zo zien te organiseren dat we niet moeten streven naar nog eens het verleggen van de grens, maar eerder naar een soort aanvaarding dat we niet alles tegelijk kunnen bereiken en dat we niet altijd per definitie het maximum uit alles moeten halen om gelukkig te zijn. De oplossing moet dus niet enkel van de zorg komen. De zorg kan de systeemfouten nooit alleen opvangen. Health is in all policies, wordt gezegd, wel, voor care geldt hetzelfde. Het gaat ook over hoe we onze ruimtelijke ordening en onze buurten organiseren, hoe we onze huizen bouwen, hoe we met kinderen omgaan in het onderwijs, over de ouder-kindrelaties, over de prestatiedruk enzovoort. Het alternatief is doen wat we nu doen: de wachtlijsten een beetje korter proberen te maken, een beetje loonopslag voor mensen in de zorg. Dat is allemaal net voldoende om de volgende legislatuur te halen, maar niet wat we fundamenteel nodig hebben.’

 

De vraag naar en het aanbod aan zorg zijn niet in evenwicht. Met het vergroten van het aanbod zullen we het niet redden?

‘Nee, als we morgen 500 nieuwe opvangplaatsen creëren in de jeugdzorg, zitten die overmorgen vol. We leiden in India verpleegkundigen op om ze hier te laten werken in de ouderenzorg. Dat is crisismanagement om een acuut probleem op te lossen. En natuurlijk moet je de zorgberoepen aantrekkelijker maken en analyseren waar de tekorten mee te maken hebben: uitval, werkdruk, gebrek aan erkenning. Maar je kunt niet om de enorme vraag naar zorg heen.

We moeten de schier eindeloze vraag naar zorg verminderen zonder de mensen tekort te doen die ze echt nodig hebben. En dan zullen meteen ook de zorgberoepen aantrekkelijker worden. In gesprekken met mensen in de zorg komt vaak terug dat ze te weinig toekomen aan hun kerntaken. Er gaat veel tijd naar administratie en registratie, maar met mensen een traject doorlopen en hen ondersteunen naar beterschap wordt strikt gechronometreerd. Daar wordt de zorgvertrekker ongelukkig van en de zorgvrager evenzeer, omdat zijn probleem niet opgelost geraakt.

Ook een kerntakendebat moet dus deel uitmaken van de oefening. Wat moet de zorg doen en wat moet mee opgenomen worden door andere sectoren? De zorg is bedoeld om performant te zijn in urgente situaties en om bezig te zijn met hardnekkige problemen die echt professionele ondersteuning vragen. De samenleving moet zich afvragen hoe ze problemen kan voorkomen en hoe ze andere sectoren kan inschakelen om het preventieve luik te versterken.

Van ons federale gezondheidsbudget gaat nog geen drie procent naar preventie. We hebben zeer performante systemen ontwikkeld om mensen te helpen als er eenmaal klachten zijn, maar we zijn zeer slecht in het voorkomen van problemen. Preventief werken houdt in dat je veel breder kijkt dan de zorg alleen en je afvraagt hoe het komt dat veel mensen vastlopen. Meer preventie betekent ook dat er meer ruimte komt voor de hardnekkige en diepgaandere zorgvragen waar nu vaak geen tijd voor is. Als kinderen met suïcideneigingen drie maanden moeten wachten om in de zorg te worden opgenomen, dan hebben we het fout gedaan.’

 

U verwees in het begin van het gesprek naar de organisatie van de zorg als een manier om een kentering teweeg te brengen. Wat bedoelt u daarmee?

‘Natuurlijk moet je gespecialiseerde zorg aanbieden aan wie ze nodig heeft, maar we moeten veel meer aandacht besteden aan een zeer laagdrempelige eerstelijnszorg van huisartsen, psychologen, sociaal werkers. Wijkgezondheidscentra zijn een uitstekend voorbeeld. Mensen kunnen er terecht bij een groep goed opgeleide generalisten die vanuit meerdere disciplines hulp kunnen bieden nog voor er sprake is van grote problemen of zware pathologieën. Ook mensen met een lagere sociaaleconomische status en een beperkt netwerk, die niet goed geïnformeerd zijn en niet vertrouwd met de doolhof van de gespecialiseerde zorg, en die anders uit de boot vallen.’

 

Met de wijkgezondheidscentra zitten we op het lokale niveau. Hoe belangrijk is dat?

‘Zeer belangrijk. We hebben zorg uit de buurten getrokken en ondergebracht bij instellingen, nu zien we de tegenovergestelde beweging. In buurten en wijken zijn er veel mogelijkheden die we nu nauwelijks aanboren. Het gaat dan over wijkgezondheidscentra maar ook over kleine taken doen voor elkaar, over netwerken ondersteunen, over ouderenzorg en crèches bij elkaar brengen enzovoort. Als je meer van de buurt gebruikmaakt, hebben mensen minder professionele zorg nodig voor van alles en nog wat. Het is geen mirakeloplossing, maar ze is wel belangrijk.’

 

We moeten dus iets minder met onszelf bezig zijn en iets meer met de ander.

‘Mensen moeten over hun eigen leven kunnen beschikken, maar ze moeten weer leren beseffen dat iets doen voor een ander ook voor henzelf een zeer zinvolle ervaring kan zijn. Dat inzicht was heel sterk tijdens de covidpandemie, maar het is alweer aan het wegebben. Natuurlijk gaan we niet meer terug naar de samenleving van drie generaties onder één dak, dat hoeft ook niet. Maar je ziet wel dat het aantal kangoeroewoningen toeneemt of dat senioren elk een eigen appartement hebben en enkele ruimtes met elkaar delen en bepaalde taken samen opnemen.

En natuurlijk is de samenleving complexer geworden, maar niet alles is complex, dat wordt vaak als een alibi gebruikt om niets te doen. Dingen zijn niet per definitie onoplosbaar. De elektrificatie van auto’s zal nu in tien jaar een feit zijn, nadat we veertig jaar hebben geleuterd over hoe lastig dat wel zou zijn. Als de energieprijzen fors stijgen, kunnen burgers en bedrijven plots een kwart besparen op hun verbruik. Dat is fenomenaal. Maar er moet een window of opportunity zijn. Als je niets doet terwijl het raam openstaat, mag je het vergeten. Als je dan een commissie opricht en vijftien experts een veel te dik rapport laat schrijven, is het momentum al lang vervlogen.’

 

Was covid niet zo’n window om de zorg te reorganiseren?

‘Absoluut, het is mijn diepe frustratie dat dit niet is gebeurd. We zijn er niet in geslaagd om het niveau van crisismanagement te overstijgen en een toekomstvisie te ontwikkelen. En ik kan dat de beleidsmakers niet eens kwalijk nemen, want zij leven van verkiezing naar verkiezing. Om de transitie te maken hebben we instellingen nodig die verder werken dan de volgende legislatuur. In het Scandinavische model worden de grote lijnen niet enkel bepaald door politici.

Instellingen vragen zich nu af welke zorgnoden er zullen zijn in 2040 en wat ze daar nu aan moeten doen. Zij zetten de grote lijnen uit, politici kunnen een beetje naar links of rechts opschuiven. Dat is goal oriented care, doelstellingen gekoppeld aan de zorgnoden. Ze gaan niet uit van de systemen, zoals wij, maar van de behoeften. Kijk, we hebben modellen die vrij goed voorspellen welke zorgnoden er over tien jaar zullen zijn. De vraag is dan wat we nu al moeten doen om daaraan tegemoet te komen en zelfs te voorkomen dat het zo erg wordt als voorspeld. Anders strompelen we van crisis naar crisis en geraken de problemen niet fundamenteel opgelost.

Ik merk wel een interessante dynamiek op het niveau van de steden. Een natiestaat is veel logger dan een stad, een wijk, een buurt. Op stedelijk niveau een straat heraanleggen, een groenzone maken, de snelheid van auto’s beperken tot 30 of zelfs 20 km/u gaat relatief snel en eenvoudig. Dat zijn ingrepen waar je geen federaal parlement voor nodig hebt, maar die wel een enorme impact hebben op het dagelijks leven. Op dat niveau kunnen we veel meer veranderen dan we vermoeden.

Het kan. Ook op het vlak van zorg. We moeten de buurten en wijken herontdekken en mensen daar weer samenbrengen. Voor de hand liggende dingen die meestal de moeilijkste zijn om te realiseren. Kom uit uw kot. Lokale besturen moeten niet wachten op dé grote hervorming, het grote plan dat tot in het kleinste detail is voorbereid. Ze kunnen nu al aan de verandering werken.’—

 

Bart Van Moerkerke is redacteur Lokaal | Beelden Stefan Dewickere
Voor Lokaal 05 | 2023