lokaal_20230701_14_opkomst.png
Provider image

‘Je stem uitbrengen bij verkiezingen is een gewoonte. Ik verwacht voor 2024 nog niet meteen een sterke terugval in het aantal mensen dat komt opdagen voor de lokale verkiezingen. De opkomstplicht die we jarenlang hadden, zal nog een hele tijd doorwerken. Dat wil niet zeggen dat lokale besturen en partijen rustig achterover kunnen leunen. De inspanningen die ze nu doen om zoveel mogelijk kiezers naar het stemhokje te lokken, zullen ook in de verdere toekomst vruchten afwerpen. Wie in 2024 gaat stemmen, zal dat wellicht ook doen in 2030. Wie nu thuis blijft, zal over zes jaar waarschijnlijk ook geen stem uitbrengen.’ Dat zegt professor Bram Wauters (UGent).

Bram Wauters is professor aan de onderzoeksgroep Gaspar van de vakgroep Politieke Wetenschappen van de UGent. Hij doet onder meer onderzoek naar partijen, verkiezingen, vertegenwoordiging, kandidaatstelling, voorkeurstemmen, opkomstplicht, en vergelijkt de Belgische en Vlaamse situatie ook met andere landen. Bij de lokale verkiezingen van 13 oktober 2024 zullen kiezers in Vlaanderen voor het eerst niet meer verplicht zijn om naar het stemlokaal te gaan. ‘Het afschaffen van de opkomstplicht was een stokpaardje van Open VLD en past in een ideologisch verhaal over de vrijheid van burgers. Bij de andere coalitiepartners en zeker bij CD&V waren er grote twijfels over die maatregel, maar hij maakte deel uit van een breder pakket aan hervormingen.’

Waarom wordt de opkomstplicht enkel op lokaal niveau afgeschaft?
‘Federaal is er wellicht geen meerderheid voor een afschaffing en voor de Vlaamse verkiezingen zou ze nog wat complexer wetgevend werk vragen. Bovendien is het lokale niveau vaak een soort proeftuin, omdat de schaal kleiner is. Kijk naar de volksraadpleging of allerhande initiatieven in verband met participatie.’ 

Is er onderzocht hoe lokale besturen naar de afschaffing van de opkomstplicht kijken?
‘Nee, maar er is wel grote bezorgdheid en onzekerheid over wat er zal komen. Veel lokale besturen, partijen en middenveldorganisaties vragen informatie over de mogelijke effecten en wat ze kunnen doen om voor een grote opkomst te zorgen. Doembeelden uit het buitenland, waar voor sommige verkiezingen maar de helft van de kiezers komt opdagen, wil iedereen absoluut vermijden.’

Kan het ook volgend jaar bij ons zo’n vaart lopen?
‘Ik denk het niet. In Nederland werd de opkomstplicht voor alle verkiezingen afgeschaft in 1970. We zien daar sindsdien een geleidelijke afname van de opkomst. Mensen die vroeger verplicht werden om te kiezen, hebben die norm geïnternaliseerd. Ze zijn zo opgevoed en zien stemmen als een soort morele verplichting. De daling van de opkomst is dus niet abrupt, ze verloopt geleidelijk, want er komen natuurlijk steeds nieuwe kiezers bij die de opkomstplicht niet hebben gekend.

In Nederland is er ook een groot verschil in de opkomst voor de verschillende soorten verkiezingen. Veertig procent slaat op de Europese verkiezingen, nationaal en ook wel lokaal ligt de opkomst een stuk hoger: zeventig, tachtig procent of zelfs meer. In verkiezingsonderzoek in België is een van de vaste vragen: stel dat de opkomstplicht wordt afgeschaft, zou u dan nog stemmen? De resultaten zijn altijd min of meer dezelfde. Ongeveer de helft van de respondenten zegt altijd te zullen stemmen, een kwart nooit. De rest antwoordt meestal of soms, en dat hangt onder meer af van het soort verkiezingen.

Bij lokale verkiezingen waar iedereen wel een kandidaat kent en waar het over thema’s in de onmiddellijke leefomgeving gaat, zal een groter deel van die twijfelaars toch zijn stem uitbrengen. Het is natuurlijk gevaarlijk om voorspellingen te doen, maar op basis van het onderzoek mag je verwachten dat driekwart van de kiezers zal komen opdagen bij de lokale verkiezingen van 2024. Ook toen er opkomstplicht was, kwam overigens tien procent niet stemmen.’

Wie zijn de 25 procent mensen die zeggen zeker niet te zullen stemmen? Valt daar een lijn in te trekken?
‘Ja, en dat is misschien het meest problematische aan de afschaffing van de opkomstplicht. Twee soorten factoren spelen een rol. De eerste zijn politieke kenmerken: mensen met meer politieke interesse en kennis, meer politiek zelfvertrouwen of overtuigde aanhangers van deze of gene partij gaan vaker stemmen. Sommige voorstanders van het afschaffen van de opkomstplicht gebruiken dat als argument om erop te wijzen dat er meer bewust en doordacht gestemd zal worden. Je kunt het ook anders bekijken. De opkomstplicht zet ook iemand met weinig politieke interesse ertoe aan om toch wat moeite te doen, over de verkiezingen te praten, iets te lezen, na te denken over standpunten, partijen en kandidaten. Die aanmoediging valt nu weg en het risico groeit dat sommige mensen niets meer met politiek te maken zullen hebben. Naast de politieke kenmerken zijn er enkele sociodemografische verschillen.

Jongeren gaan minder stemmen dan ouderen, doordat de socialisatie ontbreekt en omdat jongeren vaker worden aangetrokken door nieuwere, alternatieve vormen van participatie. Opleidingsniveau speelt mee: kortgeschoolden stemmen minder vaak dan langgeschoolden, omdat het van hen meer inspanningen vraagt om zich te informeren over de standpunten van de partijen en de inzet van de verkiezingen. Inkomen doet ertoe: iemand met een laag inkomen heeft vaak andere zorgen dan zich te verdiepen in de politiek. Mensen met migratieachtergrond haken vaker af. Ook mensen met een fysieke beperking gaan minder stemmen.

Als inwoners vanwege die sociodemografische verschillen in groten getale afhaken en hun stem niet meer gehoord wordt, is dat wel problematisch. Komt daarbij dat de opkomst heel erg kan verschillen van wijk tot wijk in een stad. In welgestelde wijken gaan meer mensen stemmen dan in achtergestelde wijken. De kerngedachte van politici die de bevolking vertegenwoordigen en voelsprieten hebben bij alle inwoners, wordt daardoor natuurlijk ondergraven, want een hele groep komt eigenlijk buiten het politieke systeem te staan. Ze ondergaan alles en hebben geen stem in het debat.

Partijen en politici weten dat ook en gaan in hun standpunten en campagnes misschien minder rekening houden met die mensen. Dan wordt het electoraal minder interessant om bijvoorbeeld heel hard in te zetten op armoedebestrijding. Vandaar dat de meeste politicologen tegen de hervorming waren.’

Verandert een lage opkomst iets aan de positie van de politici tegenover de bevolking? Voelen zij zich nog even veel vertegenwoordiger van het volk?
‘Dat is een goede vraag waar ik niet meteen een antwoord op heb. In de dagen na de verkiezingen gaat het in de media even over de opkomst, maar dat wordt doorgaans snel vergeten. Ik denk niet dat politici daar achteraf wakker van liggen, zij gaan ervan uit dat iedereen de kans heeft gehad om te stemmen.’

Wie moet kiezers naar het stemhokje lokken?
‘Er zijn verschillende uitvoerig onderzochte manieren om kiezers naar het stemhokje te halen. Het beste middel is nog steeds de opkomstplicht. Welke inspanningen je ook doet, de cijfers onder de opkomstplicht zul je niet halen, zelfs als wie die verplichting niet respecteert, toch geen boete krijgt. De oproepingsbrief met vermelding van de verplichte stemming is het beste mechanisme voor een hoge opkomst. Daarnaast kunnen drie andere actoren iets ondernemen. De belangrijkste zijn vrienden en familie. Een potentiële kiezer weegt kosten en baten van kiezen af. Kosten zijn onder meer zich informeren, zich verplaatsen, tijd vrijmaken.

Baten zijn bijvoorbeeld mee beslissen over het beleid, maar ook beantwoorden aan een sociale norm. Vinden familie of vrienden dat een goede burger moet stemmen of dat de politiek belangrijke beslissingen neemt, dan is dat een sterke motivator. Doorgaans gebeurt dat spontaan, maar politieke partijen of de lokale overheid kunnen ook een soort ambassadeurs inschakelen die in hun vriendenkring of familie het gaan stemmen kunnen promoten. Dat zouden bijvoorbeeld ook BV’s kunnen zijn die oproepen om deel te nemen aan de verkiezingen. De tweede actor is de lokale overheid, die bijvoorbeeld een soort surrogaatopkomstplicht kan hanteren, in de vorm van een morele verplichting. In sommige Nederlandse gemeenten hebben burgemeesters, die daar niet verkozen worden en dus een meer neutrale positie innemen, een brief gestuurd om inwoners te vragen om te stemmen.

Ze wezen op het belang van het lokale niveau en op de democratie die geëngageerde burgers nodig heeft. In Vlaanderen zou de algemeen directeur zo’n officiële brief kunnen sturen, een appel op de burgerplicht in een niet-partijpolitieke context. Een gemeentebestuur zou van de verkiezing ook een sociale activiteit kunnen maken, een klein festival organiseren aan het stembureau, lokale verenigingen inschakelen om een aperitief aan te bieden. Dat zou een extra zetje kunnen zijn om te gaan stemmen. Het zou ook voor een beetje sociale controle zorgen. Als verenigingen een bar uitbaten, zien ze wie er stemt en wie niet.

De derde actor zijn de politieke partijen. Minister Bart Somers verwacht blijkbaar veel van hen, maar toch ligt dat moeilijk. Een politieke partij wil mensen niet alleen overtuigen om te gaan stemmen maar ook om voor haar te stemmen. Dat vraagt een dubbele inspanning en daarom is het effect kleiner. Bovendien zijn de mensen die twijfelen of ze zullen gaan stemmen per definitie geen echte partijsupporters, ze hebben wat minder vertrouwen in de politiek en politici. Zullen zij zich laten overtuigen door iemand die ze een beetje wantrouwen? Over politieke partijen weten we ook dat persoonlijk contact beter werkt dan folders in de bus steken. Maar ook hier geldt dat inwoners die de deur opendoen voor politici en met hen een praatje willen slaan, vaak politiek geïnteresseerden zijn die sowieso zullen stemmen.’

Begeven lokale besturen die bijvoorbeeld een festival opzetten of een aperitief organiseren, zich niet op glad ijs? Maken ze niet wat publiciteit voor de zittende meerderheid?
‘Dat is inderdaad een slappe koord. Vandaar het idee om een initiatief meer vanuit de administratie te laten komen of vanuit de gemeenteraad. Of het volledig over te laten aan het middenveld.’ 

 

Veel lokale besturen en partijen zijn bezorgd over de weerslag van de afschaffing op de kiesresultaten. Valt daarin een lijn te trekken?
‘Nee. Uit kiezersonderzoeken blijkt steevast dat de verschuivingen gering zijn, in de grootteorde van een, twee procent. Bovendien is ook de richting van de verschuiving niet eenduidig. Ik denk dat de impact voor partijen vrij gering zal zijn, want het kiezerspubliek van alle partijen is behoorlijk verspreid over de verschillende bevolkingsgroepen.

Het aantal kiezers bij de lokale verkiezingen zal niet spectaculair dalen, de verschuivingen in het politieke landschap zullen wellicht ook klein zijn. Is het dan wel belangrijk voor lokale besturen en politieke partijen om veel energie te steken in het lokken van de kiezers?
‘Misschien niet voor 2024 maar wel voor de verdere toekomst. Om de latere implosie van de opkomstcijfers voor te zijn moeten gemeenten en partijen nu al handelen. Als ze mensen kunnen overtuigen om te gaan stemmen, zullen die dat ook bij latere verkiezingen doen. En omgekeerd: wie in 2024 niet gaat stemmen, zal dat in 2030 misschien ook niet doen.’

De afschaffing van de opkomstplicht is niet de enige verandering bij de lokale verkiezingen van 2024. Er is ook het initiatiefrecht van de grootste partij om een coalitie te vormen, en de kandidaat met de meeste voorkeurstemmen van de grootste coalitiepartner wordt de burgemeester. In welke mate hebben die veranderingen invloed op elkaar?
‘Dat kan in twee richtingen werken. Als de impact van een stem groter is, gaan kiezers meer stemmen: denk aan de kosten-batenafweging. Kan je stem van belang zijn voor wie de burgemeester wordt, dan is dat een aanmoediging. Aan de andere kant zie je nu al dat partijen de krachten bundelen en samen naar de kiezer gaan. Uit onderzoek weten we dat een kleiner aanbod aan partijen leidt tot minder stemmers. Zijn er meer partijen, dan is er ruimte voor meer schakering en nuance en dat spreekt aan. Zijn het er minder, dan blijven mensen misschien wel thuis.

Het zou dus best kunnen dat we verschillen in opkomst zien tussen gemeenten waar alle partijen zich aanbieden en het heel spannend kan worden wie de burgemeester wordt, en gemeenten waar het aanbod kleiner is en waar het bijna zeker is wie de burgemeester wordt. Een ander effect van de nagenoeg rechtstreekse burgemeestersverkiezing zou kunnen zijn dat kiezers vaker stemmen voor de lijsttrekker. Maar het afschaffen van de opkomstplicht zorgt ook op dat vlak mogelijk voor een tegengestelde tendens. Kiezers die toch hun stem uitbrengen, hebben meer interesse in politiek en zullen vaker de hele kandidatenlijst screenen. Wie enkel ging stemmen omdat het moest, bracht vaker een lijststem uit of een stem op de lijsttrekker.’ 

Is de conclusie dat het zeer moeilijk is om de gevolgen van het afschaffen van de opkomstplicht in te schatten? 
‘Ja, en ook na de verkiezingen zal het moeilijk zijn om het zuivere effect van de afschaffing te beoordelen. Daarvoor zou je een groep moeten hebben voor wie de opkomstplicht is afgeschaft en een controlegroep voor wie alles bij het oude blijft. Helaas, voor ons als onderzoekers zit dat er niet in.’ —

 

Bart Van Moerkerke is redacteur Lokaal | Beelden Stefan Dewickere
Voor Lokaal zomer 2023