01 Fons Van Dyck
staat al ruim vijftien jaar aan het hoofd van Think BBDO, onderdeel van de wereldwijde communicatiegroep BBDO in Brussel, en adviseert merken en organisaties (ook non-profit en overheid) in verband met merk- en communicatiestrategie, positionering, branding en re-branding, corporate reputatie, stakeholdermanagement, crisiscommunicatie en citymarketing. Hij doceert als gastprofessor aan de Vrije Universiteit Brussel de vakken Merkstrategie en Marketingcommunicatie, die hij behandelt op het snijpunt van economie en maatschappij, met zin voor kritische reflectie.
‘Voor lokale besturen ligt, zoals ik het zie, een belangrijke maatschappelijke uitdaging in alles wat met vereenzaming te maken heeft. Ondanks de alomtegenwoordigheid van sociale media is in Vlaanderen het aantal mensen dat alleen woont, nu groter geworden dan het aantal niet-alleenwonenden. Het sociale isolement en de vereenzaming nemen toe. Dat is niet louter een Vlaams fenomeen, maar doet zich internationaal ook voor. Dat leidt tot een groeiende groep van mensen die je moeilijker kunt bereiken, laat staan betrekken bij het beleid. Veel mensen bereik je niet, twintig procent zelfs, volgens onderzoek. En dat terwijl de digitalisering doorzet. Dat is veel. De kleine contacten, die nochtans heel belangrijk zijn voor ons welbevinden, worden schaarser: de babbel die je slaat als je de hond uitlaat, het praatje met de postbode, aan de kassa; bankkantoren en loketwerkingen verdwijnen en in de plaats komen digitale diensten. Kortom, na uitgebreide investeringen in infrastructuur is het nu tijd voor meer aandacht voor sociale betrokkenheid en sociale cohesie. Op dat vlak moet je naar de straat en de wijk trekken. Zoals nu wel al gebeurt op lokaal niveau, via zorgzame buurten en de werking van lokale dienstencentra. Je zult lokaler moeten zijn dan ooit tevoren.’
‘Toch is de belangrijkste uitdaging nog die van de economische conjunctuur. Die is niet goed. De gouden tijden zijn voorbij. Schaalvergroting en fusies zijn vanuit economisch oogpunt onvermijdelijk. Dat zal implicaties hebben voor de werkgelegenheid. Als besturen nog iets moeten overhouden, dan wel het sociale beleid. Daarnaast is er nog ruimte voor slim vrijwilligerswerk. De groeiende groep van gepensioneerden vertegenwoordigt daar een groot potentieel. Die mensen verliezen hun professionele netwerk maar willen wel nog actief blijven. Vandaag is iemand van 70 en zelfs 75 jaar eigenlijk nog geen oude mens. Die mensen kun je activeren. Hoe? De oude en nieuwe middenveldorganisaties zijn de plek om daaraan te werken; je kunt met die mensen ook een nieuw middenveld mobiliseren. Hou ze in contact met elkaar, maar ook met de jongere generaties. Daar kunnen we als samenleving alleen maar bij winnen.’
‘Het lokale bestuur, dat betekent voor mij het bestuursniveau dat het dichtst bij de burger staat en de meest concrete invloed kan realiseren: op leefbaarheid, veiligheid, mobiliteit enzovoort. Het is ook het niveau dat waarschijnlijk het meest vertrouwen van de burger geniet. Resultaten van het beleid zijn er veel sneller zichtbaar. Om zaken te realiseren zijn continuïteit en consistentie wel belangrijk. Op dat vlak heeft een bestuursploeg die twee opeenvolgende termijnen van zes jaar krijgt, betere mogelijkheden, omdat ze eerst nieuwe sporen kan uitzetten en dan een koersverandering kan doorzetten. Qua governance en transparantie is de (sociale) controle van de burger op het lokale niveau ook groter. Fouten worden er sneller gedetecteerd, besturen moeten sneller verantwoording afleggen. Het maakt echter evengoed dat burgers sneller tevreden kunnen zijn met een goede bestuursploeg, en fier op hun bestuur.’
‘De maatschappij is in beweging en ook de lokale besturen ondervinden daar de gevolgen van. Zo hebben steden aan populariteit gewonnen. Dat betekent niet dat de kloof of tegenstelling tussen stad en platteland groter is geworden. Meer nog, de tegenstelling stad-platteland is een valse tegenstelling. Het is een tegenstelling die ook in de stad zelf zit: het is de tegenstelling tussen hoger en lager opgeleid, tussen een systeemgerichte en een anti-establishmenthouding, in combinatie met die tussen open en gesloten culturen of gemeenschappen. Populistische partijen spelen in op die tegenstellingen, zowel op het platteland als in de steden. Ook in de Belgische en Waalse context zijn die anti-establishmenttendensen aanwezig, in zowel extreem-linkse als extreem-rechtse kringen. Qua imago geniet “de gemeente” nog enigszins het voordeel van de twijfel, het lokale bestuur heeft nog het beste potentieel om die tegenstellingen te overstijgen. Ideologische breuklijnen spelen er volgens mij iets minder dan op andere niveaus.’
‘Burgemeesters zijn vanuit hun functie per definitie bruggenbouwers. Met het nieuwe kiessysteem wordt dat nog meer het geval: lokale coalitievorming is een oefening in verbinden, de boel samen houden. Het feit dat burgemeesters vaak een eigen koers varen, los van de partijlijn, kan daarbij helpen; ze zijn op een bepaalde manier vrijgevochten en capteren op het lokale niveau ook wel het anti-establishmentgevoel van hun inwoners.’
‘In de maatschappij krijgen we te maken met een verregaande ontzuiling. Vroeger leefde je met en in je ideologische zuil met een engagement “van de wieg tot het graf”, nu is alles veel meer gefragmenteerd. Na de ontwikkeling van thematische middenveldorganisaties zien we nu veel steekvlam-engagementen, ook en vooral bij jongere generaties: kijk naar de Black Lives Matter-beweging, de klimaatmarsen. De media zetten dat in de verf en spelen er ook een grote rol in.’
‘Ook in de lokale politiek moet het mogelijk zijn om mensen los van leeftijd of generaties met elkaar te verbinden. Hoe dan ook zijn er vandaag twee reële generatiebreuklijnen. De eerste is cultureel, het is die tussen het waardekader van de babyboomers en dat van hun ouders uit het interbellum. De tweede is financieel: jonge starters kunnen vandaag niet meer op eigen benen gaan staan zonder financiering van hun ouders of grootouders.’
‘Ik had het al over het potentieel van vrijwilligerswerk dat lokale besturen moeten durven aanboren en activeren. Onderwijs is vandaag een enorm maatschappelijk aandachtspunt, en lokale besturen kunnen ook een rol van betekenis spelen door het engagement van vrijwilligers te kanaliseren en faciliteren. Er zijn mensen genoeg die op woensdagnamiddag kinderen uit kansengroepen willen helpen. Vrijwilligers halen daar voldoening uit, maar wachten ook op sturing daarin. Het gaat niet alleen over gepensioneerde wiskundeleerkrachten, ook over burgers tout court die nieuwkomers een basiskennis Nederlands bijbrengen. Taal is fundamenteel voor contact met mensen, voor communicatie. Ook zonder bijkomende middelen is de hulpvaardigheid in de samenleving groot: kijk wat dat betreft naar de Oekraïnecrisis. Een ander sprekend voorbeeld: de vaccinatiecentra tijdens de coronacrisis werden bemand door die nieuwe vrijwilligers waar ik het over had, de 65- en 70-plussers. De lokale schaal is de beste om dat potentieel te organiseren, weliswaar op een wendbare manier en vanuit een visie op langere termijn. Lokaal steekt men de handen uit de mouwen. Om het wat sloganesk te zeggen: in Brussel maken ze plannen, de gemeenten trekken hun plan.’
‘De krapte op de arbeidsmarkt vandaag manifesteert zich ook bij lokale functies. Het aantrekkelijke werkgeverschap van lokale besturen stimuleren, dat is een opdracht voor de VVSG. Zet de gemeente als werkgever mee in de markt, met haar troeven van nabijheid en directe maatschappelijke impact. Op lokaal vlak zie je zaken voor je deur gerealiseerd worden. Dat creëert fierheid.’ —
Pieter Plas is hoofdredacteur Lokaal | Beeld Stefan Dewickere
Voor Lokaal zomer 2023