lokaal_20230701_48_afval.png
Provider image

Vanaf 1 januari 2024 moet elke burger in Vlaanderen de mogelijkheid krijgen om bioafval selectief aan te bieden. Dat is een van de maatregelen uit het Lokaal Materialenplan 2023- 2030 om de hoeveelheid huishoudelijk restafval tegen 2030 te doen dalen tot 100 kg per inwoner. Ook wegwerpluiers moeten op termijn uit het restafval, al is er nog veel onduidelijkheid over de timing en de manier waarop.

Het Lokaal Materialenplan geeft als uitvoeringsplan vorm aan het Vlaamse beleid voor huishoudelijk afval en gelijkaardig bedrijfsafval in de periode 2023-2030. Bijna een jaar na het openbaar onderzoek keurde de Vlaamse regering het plan op 26 mei goed. Het plan heeft bindende kracht voor de Vlaamse overheid en de lokale besturen. Het legt bijvoorbeeld vast welke restafvaldoelstellingen de Vlaamse overheid nastreeft en met welke beleidsmaatregelen ze die wil realiseren. Het regelt ook in detail hoe de lokale besturen de selectieve inzameling moeten organiseren, door bijvoorbeeld minimale inzamelfrequenties op te leggen of te bepalen welke fracties op het recyclagepark ingezameld moeten worden.

 

100 kg restafval tegen 2030

De restafvaldoelstellingen zijn al heel lang het belangrijkste onderdeel van het beleid voor huishoudelijk afval. Terwijl het vorige uitvoeringsplan het doel tegen 2022 vastlegde op 138 kg per inwoner, trekt de Vlaamse regering de ambitie nu stevig op. Ze bevestigt in het Lokaal Materialenplan wat ze eerder al besliste in het Energie- en Klimaatplan: de gemiddelde hoeveelheid restafval moet verder dalen tot 100 kg per inwoner in 2030. Tussen 2016 en 2021, het meest recente jaar waarover de OVAM data publiceerde, nam de hoeveelheid huishoudelijk restafval af met 10 kg, van 150 naar 140 kg per inwoner.

 

Van 16 naar 4 clusters

Net als in de vorige uitvoeringsplannen gaat de Vlaamse regering niet uit van eenzelfde restafvaldoelstelling voor elke Vlaamse gemeente. De indeling in clusters van gemeenten wordt wel sterk vereenvoudigd. De zestien clusters van vergelijkbare gemeenten uit het vorige uitvoeringsplan worden gereduceerd tot vier clusters met elk een eigen doelstelling tegen 2030.

Lokale én Vlaamse hefbomen

In de vorige uitvoeringsplannen werden de gemeenten steevast verantwoordelijk gesteld voor het behalen van de restafvaldoelstellingen. Dat is in het Lokaal Materialenplan genuanceerder. Het plan maakt een helder onderscheid tussen lokale en Vlaamse hefbomen voor minder huishoudelijk restafval. Het plan bevat dus acties die een grote weerslag hebben op het restafvalcijfer van elke gemeente, maar waarvoor de verantwoordelijkheid bij de Vlaamse overheid ligt. Het gaat onder andere over producentenverantwoordelijkheden voor wegwerpluiers en textiel en over initiatieven om voedselverlies te vermijden. Deze drie engagementen zouden tot een daling van het restafval met 13 kg per inwoner moeten leiden.

Wat het beleid voor wegwerpluiers betreft lijkt het definitief goedgekeurde plan een pak voorzichtiger te zijn dan in de tekst die onderwerp was van openbaar onderzoek. Terwijl die tekst nog een duidelijke timing vooropstelde voor de invoering van een producentenverantwoordelijkheid voor wegwerpluiers (2025), staan er in het definitief goedgekeurde plan meer voorwaarden. Zo moet een effectieve recyclagemogelijkheid operationeel zijn, bovendien is een gelijkaardige beslissing nodig in het Waalse en Brusselse Hoofdstedelijk Gewest nodig, omdat de regelingen voor producentenverantwoordelijkheid steeds meer op interregionaal niveau worden vastgelegd.

 

Minder maatwerk voor inzameling bioafval

Net als in het vorige uitvoeringsplan krijgen gemeenten en afvalintercommunales flexibiliteit om zelf te bepalen welke maatregelen nodig zijn om de doelstelling van minder restafval te behalen. Toch grijpt de Vlaamse regering steeds meer in op dat maatwerk. De maatregelen in verband met de selectieve inzameling van bioafval zijn daarvan een goed voorbeeld. In de eerste plaats verplicht het Lokaal Materialenplan een selectieve inzameling van bioafval in heel Vlaanderen.

Men verlaat dus definitief de opdeling tussen groenregio’s en gft-regio’s, maar legt op dat elke burger vanaf 1 januari 2024 de mogelijkheid moet krijgen om bioafval selectief aan te bieden. In een zeventigtal gemeenten is dat nu nog niet het geval. De VVSG had zich tijdens het openbaar onderzoek al kritisch uitgelaten over de haalbaarheid van de timing. Dat wordt nu nog extra moeilijk, omdat de goedkeuring van het Lokaal Materialenplan zo lang op zich liet wachten. Het plan vermeldt wel dat lokale besturen bij de OVAM een afwijking op de selectieve inzameling van bioafval kunnen aanvragen tot 1 januari 2026.

De gemeenten hebben ook weinig keuzevrijheid in de manier waarop het bioafval wordt opgehaald bij de gezinnen. De inzameling met individuele containers wordt als het voorkeursmodel gepresenteerd. Daar kan maar in een beperkt aantal gevallen van afgeweken worden, bijvoorbeeld in de centra van de centrumsteden of in de gemeenten die participeren in het proefproject Optimo van afvalintercommunale Limburg. net. Andere gemeenten die nu nog gft in zakken inzamelen, moeten ten laatste in 2027 overschakelen naar containers.

Lokale besturen kunnen wel kiezen tussen een inzameling van groenten-, fruit- en tuinafval of een inzameling van groenten- en fruitafval aangevuld met een afzonderlijke inzameling van fijn tuinafval. In dat geval moet het fijne tuinafval ingezameld worden in containers, de keuze voor het recipiënt voor de gf-fractie is vrij. De Vlaamse regering vraagt bovendien om de inzameling van huisvuil zoveel mogelijk te beperken tot maximaal één inzameling per twee weken.

 

Zwerfvuil blijft een uitdaging

Het meest recente uitvoeringplan stelde een daling van de hoeveelheid zwerfvuil met 20% tegen 2022 voorop. De laatste cijfers over zwerfvuil in Vlaanderen zijn van 2021, maar niets lijkt erop te wijzen dat de doelstelling in 2022 werd gehaald. Nu herhaalt de Vlaamse regering de doelstelling van 20% minder zwerfvuil tegen 2030 (in vergelijking met 2023). Het Lokaal Materialenplan bevestigt nogmaals dat producenten door de omzetting van de Europese SUP-richtlijn vanaf begin 2023 lokale besturen moeten vergoeden voor de zwerfvuilkosten, maar definitief geregeld is dit nog niet. Zodra ze die vergoeding ontvangen, moeten de gemeenten een aantal minimale inspanningen verrichten. Zo moeten ze data aanleveren met betrekking tot de hoeveelheid opgeruimd zwerfvuil en de bijhorende kosten, maar er worden ook minimale beleidsacties opgelegd zoals het beschikken over een vuilnisbakkenplan, een aanpak voor hotspots van zwerfvuil en sluikstorten en een efficiënt en effectief handhavingsbeleid.

Het Lokaal Materialenplan bevestigt de eerder genomen politieke beslissing om in de loop van 2025 statiegeld in te voeren op drankverpakkingen, er is momenteel wel nog discussie over de formule.

 

Ja-sticker

Opvallend in het Lokaal Materialenplan is de keuze om het beleid voor reclamedrukwerk om te draaien, iets waar de VVSG tijdens het openbaar onderzoek zelf ook op aanstuurde. Nu ontvangen alle inwoners zonder nee-sticker op hun brievenbus ongeadresseerd drukwerk. In de toekomst zal het drukwerk alleen geleverd worden bij wie een ja-sticker aanbrengt. De afgelopen jaren kozen steeds meer Nederlandse gemeenten voor een beleid met ja-stickers, met een grote besparing op de hoeveelheid papierafval tot gevolg.

 

Preventie is de sleutel

Het Vlaams afval- en materialenbeleid heeft zich de afgelopen jaren heel sterk gericht op selectieve inzameling en recyclage. Het Lokaal Materialenplan bevestigt het belang van preventie, maar gaat toch vooral verder op de ingeslagen weg van selectieve inzameling en recyclage. De VVSG brak tijdens het openbaar onderzoek een lans voor meer afvalpreventie. Hoewel de afvalsector maar een beperkte impact heeft op de Vlaamse uitstoot van broeikasgassen (5% van de niet-ETS-emissies), blijkt uit onderzoek dat tot twee derde van de Vlaamse broeikasgassen materiaalgerelateerd is. De koolstofvoetafdruk daalt dus sterker door minder goederen te produceren, door meer hergebruik, herstel of delen, dan door enkel het afvalprobleem aan het einde van de keten te bestrijden. Via het Lokaal Materialenplan wil de Vlaamse overheid de komende jaren meer inzetten op hergebruik bij inboedelservices en een verbod op de vernietiging van (her)bruikbare goederen zoals onverkochte kledij. En tegen 2030 moeten de kringloopcentra 8 kg hergebruik per inwoner realiseren. —

 

Piet Coopman is VVSG-stafmedewerker afvalbeleid en coördinator Interafval | Beeld IOK Afvalbeheer
Voor Lokaal zomer 2023