Het lokaal woonoverleg is een gemeentelijk overleg waarnaar verwezen wordt in art 2.2 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 waarbij de gemeente, samen met sociale woonorganisaties en in voorkomend geval andere woon- en welzijnsactoren die op haar grondgebied werken, de doelstellingen bespreekt op het vlak van wonen op korte of middellange termijn en de relatie daarvan met sociale en andere woonprojecten.
Gelet op de doelstelling van het lokaal woonoverleg nemen hier best mensen aan deel die zeggingskracht hebben in de eigen organisatie. Mogelijke leden zijn dan ook de schepen bevoegd voor wonen, de voorzitter van het bijzonder comité van de sociale dienst , de directeur of voorzitter van de sociale huisvestingsmaatschappij(en), de coördinator van het sociaal verhuurkantoor. Ambtenaren kunnen ook worden betrokken vanwege hun technische kennis.
De vrijblijvendheid voorbij
De slagkracht van het lokaal woonoverleg is de afgelopen jaren wel toegenomen. Dit kan als volgt worden geïllustreerd: in de Vlaamse Wooncode komt het woord 'lokaal woonoverleg' niet voor. Wel was duidelijk dat indien een gemeente daadwerkelijk invulling wilde geven aan hun regisseursrol, dit kon betekenen dat er een lokaal woonoverleg werd georganiseerd, wat dat dan ook concreet mocht inhouden. Deze vrijblijvendheid is de afgelopen jaren toch wel duidelijk verminderd en zelfs verdwenen. In bepaalde gevallen kan er immers maar een beslissing worden genomen als daarvoor het lokaal woonoverleg is geconsulteerd. Zo moet bijvoorbeeld het lokaal woonoverleg elk sociaal woonproject bespreken. Voor de opmaak van een gemeentelijk toewijzingsreglement moet worden overlegd met diverse betrokken partijen. Het lokaal woonoverleg is daar het geschikte instrument voor. Dat is toch een wezenlijke verschuiving ten opzichte van een aantal jaren terug.
Een lokaal woonoverleg hoeft zich uiteraard niet te beperken tot deze twee thema's. Steeds meer gemeenten laten hun woonoverleg uitgroeien tot de plaats bij uitstek om een brede waaier aan woongerelateerde vragen te bespreken.
Het lokaal woonoverleg is in wezen een ambigue structuur: het is géén adviesorgaan, want de bestuurders zetelen er zelf in, en het is niet gebruikelijk dat bestuurders zichzelf adviseren. Het heeft ook geen beslissingskracht, want die situeert zich vanzelfsprekend bij het bestuur van de diverse organisaties. Hoewel de organisatie van een regelmatig lokaal woonoverleg weliswaar een voorwaarde is voor een lokaal woonbeleid, het toch geen garantie is op succes. Veel zal uiteindelijk afhangen van wat er met de conclusies, voorstellen en afspraken van het overleg wordt gedaan. Naast het lokaal woonoverleg zal er, zeker in concrete dossiers of projecten, uiteraard ook nog steeds bilateraal overleg nodig zijn tussen de verschillende actoren. Dergelijk overleg over concrete dossiers kan vanzelfsprekend gewoon blijven plaatsvinden. Zinvol is wel om de resultaten van dat overleg te integreren in het overkoepelend lokaal woonoverleg.