filip de rynck.png
Provider image

Studenten in een staat van opwinding brengen tijdens een cursus over lokale besturen. Ik kan u zeggen: dat is een klus. Eén keer is mij dat bijzonder goed gelukt, maar de pijnlijke waarheid is dat ik er zelf helemaal geen verdienste aan had.

Studenten in een staat van opwinding brengen tijdens een cursus over lokale besturen. Ik kan u zeggen: dat is een klus. Eén keer is mij dat bijzonder goed gelukt, maar de pijnlijke waarheid is dat ik er zelf helemaal geen verdienste aan had. Ik bracht met de studenten een bezoek aan de brandweerkazerne in Gent. De studenten hadden tijdens de rondleiding al eens van de centrale paal naar beneden mogen glijden en daarmee hadden we het qua opwinding wel gehad, dacht ik. Maar net toen we van op de eerste verdieping naar de hal met de brandweerwagens keken, was er groot alarm. Binnen een minuut ontrolde zich voor onze ogen een strak geregisseerd spektakel: van overal kwamen brandweerlui gedecideerd aangelopen in een feilloos ballet van elkaar niet kruisende looplijnen. Elke stap, elk kledingstuk, elke plaats in elke wagen had in dat script een betekenis. Na drie minuten zagen de nu zeer opgewonden studenten de ploegen wegscheuren.

Het ‘esprit de corps’ van de brandweer in crisissituaties is een wonderlijk fenomeen. Het iconische voorbeeld is de wijze waarop honderden leden van het New Yorkse korps de brandende Twin Towers in trokken, terwijl ze in elkaars ogen lazen dat de kans op overleven klein was. ‘Weggaan was geen optie. Dit was de reden waarom ze bij de brandweer waren gegaan,’ zo schrijft Zuckoff (2019) in zijn beklijvende en letterlijk minutieuze reconstructie. Ambtenaren, want dat zijn ze, die bereid zijn te sterven voor hun medeburgers. Herleest u deze laatste zin nog eens traag.

Drie vierde van onze 11.000 brandweermannen zijn bovendien vrijwilligers (p. 40). Vrijwilligerswerk in overheidsdiensten: het is een onverwachte combinatie waar we te weinig aandacht voor hebben. Ik hoef de lof niet meer te zingen voor de duizenden vrijwilligers in de vaccinatiecentra, daar is al menig column aan gewijd. Ik ken mensen die boos zijn omdat ze nu nog altijd niet uit de lange wachtlijsten zijn geselecteerd. In woonzorgcentra, in lokale dienstencentra, in het natuurbeheer, in jeugdhuizen… schakelen veel mensen zich in publieke dienstverlening in. Als teken van vertrouwen kan dat tellen, wat algemene enquêtes over het vertrouwen in dat lokale bestuur ook beweren (p. 6). Die enquêtes vatten niet goed de houding van een grote groep van redelijke mensen die veel verwachten van het lokale bestuur en die in enquêtes daarom een kritisch of zelfs zeer voorwaardelijk vertrouwen uiten in het lokale bestuur, maar die ondertussen wel loyaal vrijwillig meewerken met de vaccinatie, met het aanleggen van een bos, met het weghalen van het zwerfvuil, met bestellen in de bar van het dienstencentrum. U merkt het: ik heb weinig vertrouwen in studies over vertrouwen.

De toekomst van vrijwilligerswerk bij de brandweer staat model voor de nood aan een vernieuwd vrijwilligersbeleid in veel publieke diensten. De brandweer was eertijds volledig gebaseerd op vrijwilligers, zelfs op burgerplicht. Ze is dan geprofessionaliseerd, eerst vooral in de steden en na de oprichting van de hulpverleningszones overal.

Technisch opgeleide brandweercommandanten moesten nu plots automatisch ook goede managers zijn. Hier en daar hadden we geluk, hier en daar niet en op veel plaatsen bleef het bij inslaande brandjes blussen. We investeerden veel in materieel, veel minder in het versterken met de juiste capaciteit. Generaties van ‘vrijwilligers’ haken nu af. Deels als een natuurlijk proces, soms om persoonlijke redenen, soms als gevolg van het amateuristische management, soms omdat ze het familiegevoel kwijt zijn. Ik zet vrijwilligers tussen aanhalingstekens, omdat het interview iets te luid zwijgt over het aparte statuut van deze vrijwilligers: zij krijgen een basisvergoeding per uur, diplomatoelagen, toelagen voor onregelmatige prestaties en fiscale vrijstellingen. Het zijn goedbetaalde vrijwilligers met een extra inkomen die bij de brandweer aan een carrière konden bouwen. De brandweerhervorming greep in op die carrières, op het lokale prestige en deed ook medewerkers om die redenen afhaken. Wie zich korporaal, sergeant, adjudant, kapitein, majoor of kolonel mocht noemen, leidde tot botsingen op een bedje van testosteron in dit dominant mannelijk milieu. Het ‘esprit de corps’ houdt na-ijver tussen leidinggevenden niet tegen.

Het werk van de brandweer is technisch steeds complexer. Alle personeel, ook de vrijwilligers, moeten aan hoge eisen voldoen. Die professionalisering is niet terug te schroeven. Het artikel opent wel een interessante kwestie die sterk lijkt op de discussies over nieuwe vormen van vrijwilligerswerk in het middenveld. Voor veel ondersteunende dienstverlening is geen permanent engagement nodig, maar vrijwilligerswerk op afroep. Veel competenties van burgers kunnen nuttig zijn, ter ondersteuning van de kerntaken van de brandweer. De trots mee te mogen werken, waardering voelen, deel van een groep zijn en mogen leren: dat is het hart van een vernieuwd vrijwilligersbeleid in een hedendaagse vorm van civiele bescherming. Dat vergt samenwerking met burgers en maatschappelijke organisaties en daar is nu veel te weinig capaciteit voor in de hulpverleningszones. Daarvoor zal de brandweer zelf wel ook vertrouwen in burgers moeten hebben. •

 

Filip De Rynck is columnist van Lokaal
Voor Lokaal 07-08 | 2021