Dak- en thuislozen hebben specifieke aandacht nodig. Het recht op behoorlijke huisvesting dat in de grondwet verankerd staat is voor de dakloze immers het minst van alle andere groepen in de samenleving verwezenlijkt.
Wie is dak- of thuisloos?
Dak- en thuisloosheid is een allesomvattende term. OM beleid te kunnen voeren en om een passende hulp- en dienstverlening te kunnen bieden is het belangrijk om te weten wanneer iemand als dak- of thuisloze wordt beschouwd.
De definitie van de term ‘dakloze’ vinden we terug in de parlementaire stukken ter voorbereiding van het Urgentieprogramma voor een meer solidaire samenleving Parl. St. Kamer (B.Z.) 1991-92, nr. 630/5, 34). We lezen hierin dat een dakloze “iemand is die niet over een eigen woongelegenheid beschikt, die niet de middelen heeft om daar op eigen kracht voor te zorgen en daardoor geen verblijfplaats heeft, of tijdelijk in een tehuis verblijft, in afwachting dat hem een eigen woongelegenheid ter beschikking wordt gesteld”.
Deze definitie wordt gebruikt voor onder andere de toekenning van de installatiepremie.
Deze omschrijving legt de klemtoon uitsluitend op de afwezigheid van een eigen woongelegenheid. Thuisloosheid is echter een ruimer begrip. Iedereen lijkt het er wel over eens te zijn dat ‘thuisloosheid’ meer is dan ‘dakloosheid’. Dit ‘meer’ duidt op het proces van ontankering dat een thuisloze meemaakt. Dit proces evolueert en is niet altijd eenduidig te vatten.
Sinds 2005 stelt de European Federation of National Organisations Working with the Homeless (FEANTSA) een typologie voor over thuisloosheid en sociale uitsluiting op vlak van wonen, de zogenaamde ETHOS-typologie (European Typology on Homelessness and housing exclusion). Deze typologie classificeert mensen die thuisloos zijn dus volgens woonsituatie: dakloos zijn, geen woonst hebben, in een instabiele huisvesting wonen en in ontoereikende huisvesting wonen. Deze typologie vindt steeds meer ingang in het denken over thuisloosheid. Zo wordt de ETHOS-typologie als kaderdefinitie van dak – en thuisloosheid erkend in het samenwerkingsakkoord inzake dak- en thuisloosheid af dat de verschillende gewesten en gemeenschappen en de federale staat op 12 mei 2014 afsloten. Dit betekent echter niet dat het toepassingsgebied van de wetgevende instrumenten zoals de installatiepremie of het referentieadres uitgebreid of ingeperkt wordt, noch dat er hierdoor een interpretatie aan kan worden toegekend.
Conclusie is alleszins dat dak- en thuisloosheid een complexe problematiek is. Het is dan ook niet altijd even eenvoudig om dit probleem aan te pakken. Een geïntegreerde aanpak is zeker nodig. Hiervoor zal (boven)lokaal vaak moeten samengewerkt worden.