Dat statutairen een hoger pensioen genieten dan contractanten is voldoende bekend. Om het verschil wat te milderen investeren de meeste lokale besturen trouwens al lang in een tweede pensioenpijler.
Maar het gros van de factuur komt nog altijd van de pensioenlasten voor statutairen. De meeste lokale besturen zijn hiervoor aangesloten bij het Gesolidariseerd Pensioenfonds. Dat fonds staat in voor de pensioenbetalingen, en het wordt gefinancierd met bijdragen van de werkgevers, de lokale en provinciale besturen. In tegenstelling tot het pensioenstelsel van de werknemers of de zelfstandigen krijgt het Gesolidariseerd Pensioenfonds geen cofinanciering van de Schatkist: de lokale besturen betalen hun pensioenfactuur helemaal zelf.
Naarmate meer mensen met pensioen gaan en die mensen door de gestegen levensverwachting ook langer een pensioen genieten, stijgt het bedrag aan te betalen pensioenen. Dat blijkt duidelijk uit grafiek 1, met de evolutie van de door het Gesolidariseerd Pensioenfonds uitbetaalde pensioenen die ten laste komen van de Vlaamse lokale en provinciale besturen. De stijging van 2012 tot 2020 bedraagt 5,76% per jaar, dus een pak meer dan de inflatie. In grafiek 1 blijkt ook dat wat dezelfde besturen betalen aan lonen voor actieve statutairen, nagenoeg stabiel blijft, met een stijging van amper 0,13% per jaar. In reële termen, dus na aftrek van inflatie, is er zelfs sprake van een daling.
Voor lokale besturen is natuurlijk niet zozeer de pensioenlast voor het Gesolidariseerd Pensioenfonds van belang, maar wel wat hun hiervan effectief wordt aangerekend. Sinds 2012 bestaat die factuur uit twee delen: een basisbijdrage en een responsabiliseringsbijdrage.
De basisbijdrage wordt berekend als een vast percentage op de lonen van de actieve statutairen. In de periode van 2016 tot 2020 ging het om 41,5%, met 7,5% werknemersbijdragen en 34% werkgeversbijdragen. Vanaf 2022 stijgt de basisbijdrage naar 43%, en in 2023 komt er nog eens 2% bij. Voor alle duidelijkheid, bij die stijging blijft de werknemersbijdrage constant op 7,5%. De extra financiering komt dus integraal van de besturen zelf.
Het tweede deel van de factuur bestaat uit de responsabiliseringsbijdrage. Alleen besturen waarvan de pensioenlast groter is dan de basisbijdrage die ze betalen, krijgen die aangerekend. Ze bedraagt de helft van het verschil tussen de pensioenlast en de basisbijdrage. De andere helft van de pensioenlasten wordt dus gedragen door de besturen waarvan de basisbijdrage wel boven de pensioenlasten uitkomt.
In grafiek 2 hebben we de evolutie van de basisbijdragen en responsabiliseringsbijdragen van de Vlaamse lokale en provinciale besturen opgenomen, telkens na korting (zie kader). Ondanks de stijging van de basisbijdragevoet is wat besturen betalen aan basisbijdragen tussen 2012 en 2020 maar met 2,23% per jaar gestegen. Vooral sinds 2016 bleven de bedragen min of meer gelijk. Dat heeft te maken met de vrijwel stabiele statutaire loonmassa. Bij de OCMW’s (inclusief OCMW-verenigingen en ziekenhuizen) is die loonmassa tussen 2012 en 2020 zelfs met 2,7% per jaar gedaald.
De sterkste stijging van de pensioenfactuur zit in de responsabiliseringsbijdrage. Die nam in de beschouwde periode toe met gemiddeld 16,4% per jaar. Ze is nu goed voor ruim een vijfde van de lokale pensioenfactuur, tegenover slechts 8% in 2012. In dat jaar kreeg 28,8% van de besturen een responsabiliseringsbijdrage aangerekend, vandaag gaat het om 47,9%.
Na aftrek van de kortingen steeg voor de Vlaamse lokale en provinciale besturen de totale factuur voor de financiering van de ambtenarenpensioenen van 858 miljoen euro in 2012 naar 1191 miljoen euro in 2020, een toename met 4,2% per jaar. Ter vergelijking: het Vlaamse Gemeentefonds stijgt jaarlijks met 3,5%...
Het federale regeerakkoord stelt een oplossing ten gronde voor de lokale pensioenproblematiek in het vooruitzicht. Het is wachten op de pensioenplannen van minister Lalieux om te weten wat dit concreet inhoudt. De voorbije maanden nam de federale regering wel al enkele bewarende maatregelen. Zo verzekerde ze het behoud van een financiële stroom van ruim 120 miljoen euro vanuit de RSZ naar het Gesolidariseerd Pensioenfonds. Die stroom kwam er onder de vorige federale regering met geld van de loonmatigingsbijdrage van de lokale besturen zelf. Een tweede ingreep was de financiering van de zogenaamde NAVAP-regeling voor de politie (een verlofstelsel voorafgaand aan het pensioen). De middelen hiervoor komen niet langer uit het Gesolidariseerd Pensioenfonds maar uit de federale Schatkist.
Kortingen en subsidies
De besturen die al langer bij het Gesolidariseerd Pensioenfonds zijn aangesloten (de zogenaamde ‘Pool 1’), hebben jarenlang meer bijdragen betaald dan wat nodig was voor de pensioenfinanciering. Zo werd voor enkele honderden miljoenen euro aan reserves opgebouwd. Dat geld wordt sinds enkele jaren gebruikt om aan diezelfde besturen een korting van 3 procentpunt op de basisbijdrage toe te kennen. In 2020 betaalden ze dus geen 41,5 maar ‘slechts’ 38,5%. De korting bedroeg ongeveer 27 miljoen euro voor de Vlaamse lokale en provinciale besturen. Ook de komende jaren blijft ze nog behouden, tot die reserves helemaal zijn opgebruikt.
Wat de responsabiliseringsbijdrage betreft is er een federale korting en een Vlaamse subsidie. De federale korting bestaat sinds 2019. Ze wordt toegekend aan die besturen die beschikken over een voldoende hoge tweede pensioenpijler: minimaal 2% in 2020 en ten minste 3% vanaf 2021. De korting komt niet van de Schatkist, maar wordt gefinancierd door een toeslag boven op de responsabiliseringsbijdrage bij besturen die geen of een onvoldoende hoog aanvullend pensioen aanbieden. Voor alle Vlaamse lokale besturen samen bedroeg de korting in 2020 netto 28,4 miljoen euro, met enerzijds een effectieve korting van 32,5 miljoen euro en anderzijds toeslagen voor een totaalbedrag van 4,1 miljoen euro. De toeslag kwam in Vlaanderen terecht bij 49 besturen, met bedragen tussen 380 en 1093.000 euro. De korting werd toegekend aan 351 besturen en bedroeg minimaal 74 en maximaal 5.051.000 euro. De netto-korting van 28,4 miljoen euro aan de Vlaamse lokale besturen werd gefinancierd door een netto-toeslag door besturen in Brussel (7,8 miljoen euro) en Wallonië (20,6 miljoen euro). In 2019 bedroeg de netto-korting voor de Vlaamse lokale besturen nog 20,6 miljoen euro, betaald door een netto-toeslag van 7,3 miljoen door Brusselse lokale besturen en 13,3 miljoen euro door Waalse.
De Vlaamse subsidie werd in 2020 ingevoerd, ze bedraagt de helft van de responsabiliseringsbijdrage, vóór de toepassing van de federale korting. De subsidie gaat naar alle types besturen in het Gesolidariseerd Pensioenfonds, behalve intercommunales, provincies en autonome provinciebedrijven. Ze bedroeg in 2020 ca. 130 miljoen euro. Op 28 oktober 2021 gaf het Grondwettelijk Hof de gemeente Tessenderlo gelijk in een dispuut met de Vlaamse overheid over deze subsidie. Het Hof volgt de gemeente in de redenering dat een subsidie die gebaseerd is op de responsabiliseringsbijdrage, een systeem dat alleen bestaat binnen het Geresponsabiliseerd Pensioenfonds, discriminerend is voor lokale besturen die voor de financiering van de pensioenen van de statutairen niet bij het Fonds zijn aangesloten. Hoe de Vlaamse overheid aan dit arrest zal tegemoetkomen, was bij het ter perse gaan nog niet bekend.
Jan Leroy is senior expert data en analyse
Voor Lokaal 12 | 2021
Volg de actuele ontwikkelingen in het pensioendossier van de lokale besturen via vvsg.be/pensioenen
Meer van dit: De Vlaamse begroting door een lokale bril