Wie is wie?
- Cynthia Browaeys (Volksbelangen), sinds 2019 burgemeester van Horebeke (2040 inwoners)
- Tania De Jonge (Open VLD), sinds 2015 burgemeester van Ninove (39.800 inwoners)
- Veerle Baeyens (N-VA), sinds 2012 burgemeester van Haaltert (18.700 inwoners)
- Sofie Vandeweerd (Open VLD), sinds 2019 burgemeester van Dilsen-Stokkem (20.800 inwoners)
- Marianne Verhaert (GiB), sinds 2019 burgemeester van Grobbendonk (11.200 inwoners)
- Katja Gabriëls (Open VLD), sinds 2007 burgemeester van Berlare (14.500 inwoners)
- Lies Laridon (CD&V), sinds 2007 burgemeester van Diksmuide (16.700 inwoners)
- Veerle Geerinckx (N-VA), sinds 2019 burgemeester van Zemst (23.000 inwoners)
- Dorien Cuylaerts (N-VA), sinds 2012 burgemeester van Rijkevorsel (12.200 inwoners)
- Marleen Peeters (N-VA), sinds 2019 burgemeester van Lille (16.500 inwoners)
De vrouwen zijn enthousiast over hun ambt, want als burgemeester kun je veel betekenen voor je inwoners en je kunt zichtbaar veel realiseren. Bovendien zijn burgemeesters voor een groot deel baas over hun eigen agenda. Het zware van het ambt situeert zich vooral in de sociale media waar de sfeer eerder negatief is.
Net zoals Lies Laridon werd Katja Gabriëls vijftien jaar geleden burgemeester. ‘In Berlare zat nooit eerder een vrouw in het college. Dat ik als vrouw burgemeester werd, was een grote omwenteling, maar ik heb daar niet bij stilgestaan.’ Ook Tania De Jonge en Dorien Cuylaerts zitten al vijftien jaar in de politieke meerderheid. Veerle Baeyens werd negen jaar geleden burgemeester in Haaltert. Veerle Geerinckx is sinds drie jaar de eerste vrouwelijke burgemeester van Zemst. ‘Ik heb me wel moeten bewijzen als vrouw, er was in het begin veel kritiek.’ Dilsen-Stokkem heeft een traditie van vrouwelijke burgemeesters. Lydia Peeters was er achttien jaar burgemeester tot ze minister werd, Sofie Vandeweerd is haar bijna drie jaar geleden opgevolgd. Marianne Verhaert zat eerst zes jaar in de OCMW-raad, en ook Marleen Peeters werd drie jaar geleden zonder college-ervaring burgemeester, net zoals Cynthia Browaeys die in 2019 haar vader opvolgde die toen de langst zittende burgemeester was.
Hoe verleiden we meer vrouwen om in de politiek te gaan?
Katja Gabriëls: ‘De quota waarbij op elke lijst de helft van het andere geslacht moet zijn, hebben al geholpen. De eerste vraag is natuurlijk hoe je vrouwen, maar ook mannen in de politiek krijgt. De sfeer in de groep, in de partij moet goed zijn, je moet vrienden zijn.’
Veerle Geerinckx: ‘Ik ben erin gestapt omdat ik me doodergerde aan dooddoeners als “vrouwen in de politiek, we vinden ze niet”. Je zoekt ze niet, dat is het. En ze zijn niet per definitie welkom. Daarom is het belangrijk dat er goede voorbeelden komen. Dan zien andere vrouwen dat het kan. Er zijn ook steeds meer vrouwelijke ministers. Vrouwen moeten soms een duwtje krijgen om te zeggen: “Hier ben ik”. Quota zijn een goed begin, maar ook een beetje een sluipend kwaad, omdat vrouwen soms als vulsel dienen. Je moet vrouwen meenemen omdat ze talenten en vaardigheden hebben die zeer belangrijk zijn voor een team. Waarop we vrouwen ook moeten wijzen is dat burgemeester of schepen zijn zeer compatibel is met een vrije dagindeling, met een gezin. Je kunt redelijk goed je eigen agenda beheren.’
Katja Gabriëls: ‘Sommige vrouwen zijn twaalf uur van huis voor hun werk. Ik kon regelmatig mijn kinderen van school halen en dan later op de avond weer werken.’
Marianne Verhaert: ‘Bij huisbezoeken valt op hoeveel jonge vrouwen zeggen dat ze wel geïnteresseerd zijn om politiek actief te worden. Het voorbeeld inspireert. Wij hebben een zeer jonge, vrouwelijke lijst, we hebben zelfs mannen moeten zoeken.’
Tania De Jonge: ‘Ik was vroeger sportambtenaar, ik kwam bij heel veel verenigingen over de vloer, praatte met zeer veel mensen. Ik had het gevoel dat ik in het beleid moest om echt iets te veranderen. De concrete aanleiding was dan de sluiting van een zwembad en de noodzaak om er een nieuw te bouwen, wat uiteraard een beleidsbeslissing was. Ik heb ook vele jaren een dansschool gehad, die meisjes van toen zie ik nu terug als volwassen vrouwen als ze deelnemen aan een ambtenaarsexamen of als ze trouwen. Ze kijken ernaar op dat ik burgemeester ben geworden en mede door mijn passie voor het vak zetten sommigen zelf ook de stap naar de politiek. Bij de vorige verkiezingen hadden we met de partij een zeer jonge ploeg, die stomen we nu klaar voor volgende keer. Voor een burgemeester vind ik betrokkenheid, sociale contacten en luisterbereidheid zeer belangrijk. En je mag het niet puur partijpolitiek spelen, je moet er zijn voor iedereen. Het gebeurt dat iemand mij op sociale media verwijten naar het hoofd slingert en een paar dagen later voor mij staat met grote problemen. Dan moet je klaar staan om te helpen.
Veerle Baeyens: ‘Als vrouwelijke burgemeester kun je een voorbeeld zijn, met je enthousiasme en toegankelijkheid. Met vrouwelijke flair correct zijn in de communicatie en de zaken oplossen, daar zijn wij toch wel sterk in. Om jongeren aan te trekken, jongens en meisjes, hebben we in Haaltert een kabinet jeugd voor lagereschoolkinderen opgericht. Het is geen adviesraad of geen kindergemeenteraad. Het kabinet komt vier keer per jaar samen, met workshops, brainstormsessies over kleine projecten die op stapel staan in de gemeente, zoals de inrichting van een park. Om het kabinet voor te stellen ga ik zelf langs in de lagere school. En dan zie je de meisjes wel denken: dat wil ik ook doen. Het gaat over passie uitstralen en uitdragen. En natuurlijk moet je als college ook wel iets doen met de voorstellen van het jeugdkabinet.’
Dorien Cuylaerts: ‘Die voorbeeldrol is zeer belangrijk. We gaan met de partij vroeg in de bestuursperiode op stap in de gemeente, we zijn zeer aanwezig. We spreken jonge vrouwen aan. Dat helpt om hen over te halen om mee in de politiek te stappen. Ik gebruik daarvoor ook de sociale media, om inkijk te geven in wat een burgemeester doet. Als jonge mensen in de partij komen, geven we hun als college ook wel ruimte om dingen te doen, om een project uit te werken.’
Sofie Vandeweerd: ‘Lydia Peeters heeft me vijftien jaar geleden gevraagd als opvolger, zij was een jonge vrouwelijke burgemeester, een voorbeeld voor mij. Nu wachten we niet meer tot de verkiezingen om vrouwen en mannen aan te trekken. Al in de loop van de bestuursperiode vragen we mensen om eens te komen kennismaken met het partijbestuur, met de manier van werken. Sommigen haken af, anderen zetten de stap naar deelname aan de verkiezingen.’
Veerle Geerinckx: ‘Iemand die geïnteresseerd is om politiek actief te worden, heeft behoefte aan iemand die in haar of hem gelooft. Het is een pad met veel obstakels en dan heb je een goed klankbord nodig, een buddy. Dat kan iemand in de partij zijn of je partner, een vriendengroep.’
Lies Laridon: ‘Dat klopt, maar op sommige momenten zit je als burgemeester toch in eenzaamheid, sta je er toch alleen voor. De koppeling tussen brandweer en gemeente zit maar bij één persoon, de burgemeester. Hetzelfde geldt voor de politie. Het is goed te kunnen overleggen met collega-burgemeesters, maar op het eind moet je het alleen doen. Daar moet je mee om kunnen. Ik heb heel veel kennissen in de politiek, maar hoeveel vrienden heb ik? Bij wie kun je terecht als het echt slecht gaat? Bij wie kun je dan je hart luchten? Daar moeten we toch meer over nadenken.’
Zonder te veralgemenen: wat heeft een vrouwelijke burgemeester voor op mannelijke collega’s?
Veerle Baeyens: ‘We nemen snel beslissingen, in noodsituaties bijvoorbeeld, en dan sturen we bij als de situatie verandert. Mannen overleggen eerst veel meer en hakken de knoop pas door als ze er zeker van zijn dat ze later niet in het ongelijk gesteld kunnen worden.’
Sofie Vandeweerd: ‘Ik heb in elk geval heel goede reacties gekregen op mijn aanpak van corona en de overstromingen in de gemeente. Mensen van andere gemeenten lieten me weten dat ze mijn communicatie volgden omdat ze die veel beter vonden dan die van de eigen gemeente.’
Veerle Geerinckx: ‘Een vrouw neemt zaken zoals ze komen en doet er direct iets aan. Ik heb vier kinderen en veel activiteiten naast het burgemeesterschap, we blazen dat niet op, we doen gewoon. De keerzijde van de medaille is dat we misschien te weinig delegeren.’
Marianne Verhaert: ‘Ik denk dat vrouwen vaak toegankelijker zijn dan mannen. We kunnen ook goed managen, combineren, organiseren. In de politiek en zeker als burgemeester is dat een pluspunt.’
Veerle Baeyens: ‘In een gezin is geen enkel kind hetzelfde, dat is ook zo in de politiek, in de meerderheid of het college. Een vrouw brengt iedereen aan tafel en zoekt naar een compromis.‘
Lies Laridon: ‘Ik vind niet dat er een groot verschil is tussen mannen en vrouwen in de politiek. Vrouwen stellen zichzelf wel twee vragen meer dan mannen. Eén, kan ik dat combineren met mijn gezin? Die vraag geldt evenzeer voor mannen, maar ze stellen ze veel minder. En ja, we kunnen dat. De lokale politiek heeft het voordeel dicht bij huis te zijn. De tweede vraag is of we wel met alle kritiek zullen kunnen omgaan, zeker met de sociale media. Ook daar kunnen wij een voorbeeld in zijn. Ik reageer één keer op sociale media, geef de correcte informatie en dan stopt het.’
Hoe gaan jullie om met laster op sociale media?
Veerle Baeyens: ‘Ik denk er veel over na, je ziet het zo stijgen. Vooral de negatieve boodschappen zijn zeer lastig. Ik antwoord daar heel sec op en besluit met: “En nu iets positiefs!” Veel andere mensen pikken daar dan wel op in met een positieve boodschap. Maar het blijft moeilijk en vermoeiend, het vraagt zoveel energie.’
Sofie Vandeweerd: ‘Ik reageer altijd zeer snel, ik kan het niet laten. In het begin van de coronacrisis waren mensen zeer solidair, intussen is het negatieve terug. En het stopt inderdaad nooit. Als je enkele weken vakantie hebt, dan laat je je vervangen, maar op Facebook staat natuurlijk geen afwezigheidsmelding. Daar blijf je mee bezig. Je hebt mensen die altijd het negatieve benadrukken, ik probeer dat los te laten. Dat heb ik de afgelopen twee jaar wel geleerd.’
Marianne Verhaert: ‘In corona zaten mensen heel veel op sociale media en was de insteek vooral positief. Nu komt het negatieve weer bovendrijven. Daar staat tegenover dat we weer meer mensen kunnen zien en dus vang je ook veel positieve signalen op van mensen die misschien niet zo actief zijn op sociale media. Ik trek me op aan de persoonlijke, fysieke contacten met de inwoners. Ik geniet van de echte gesprekken.’
Katja Gabriëls: ‘Ik heb de negativiteit ook van me afgeschud. Ik kan je zo een lijstje geven van vijftien mensen die altijd dezelfde kritiek spuien. Daar steek ik geen energie meer in. Sociale media waren tijdens corona dan weer wel heel positief. Algemeen heeft corona positieve gevolgen gehad voor het lokale bestuur. We hebben heel veel kunnen betekenen voor de inwoners door vragen te beantwoorden, veel informatie te verspreiden. Dat werd sterk geapprecieerd.’
Veerle Geerinckx: ‘Voor de sociale media hebben wij in Zemst een strategie ontworpen om ook complimenten te geven: de Pluimduim. Die wordt heel actief benut. We hebben een afspraak met het college dat we niet op negatieve spam reageren. Het debat moet daar niet gevoerd worden, maar op de gemeenteraad.’
Dorien Cuylaerts: ‘Ik herken het negatieve, maar als we meer vrouwen willen overhalen om de stap naar de politiek te zetten, moeten we vooral het vele positieve benadrukken. Het burgemeesterschap is een zeer dankbaar beroep. Je staat tussen de mensen, je doet er alles aan om de gemeente beter te maken. Ik doe het nog elke dag zeer graag.’
Marleen Peeters: ‘Ik haal er ook zeer veel voldoening uit. Ik kan me wel eens ergeren, ik heb moeten leren om geduld te kweken, want het gaat nooit snel genoeg, maar je bereikt wel dingen vanuit een visie.’
Wat vind je nog lastig?
Sofie Vandeweerd: ‘De oude politieke cultuur. Ik hoor natuurlijk bij een politieke partij, maar ik ben burgemeester van iedereen. Ook in mijn eigen partij krijg ik soms het verwijt dat ik meega in voorstellen van iemand met een andere kleur. Door dat soort oprispingen krijgt de politiek een kwalijk imago. Dat speelt vooral op het Vlaamse en federale niveau, maar ook lokaal is er nog werk om oude politieke cultuur weg te werken. Als jonge vrouw kom je dan wel eens tegenover de oudere mannen in je eigen partij te staan.’
Veerle Geerinckx: ‘Die oude politieke cultuur, het enkel werken voor de eigen achterban speelt in elke partij. Door de professionalisering en de verjonging groeit het besef dat dit geen goed, rechtvaardig systeem is. Zeker lokaal.’
Veerle Baeyens: ‘Welk voordeel heb je erbij om een goed voorstel van de oppositie naast je neer te leggen? Toch zie je dat bij sommige schepenen nog.’
Sofie Vandeweerd: ‘Het is veel beter iets mee goed te keuren omdat het goed is voor de gemeente dan het af te keuren omdat het van de oppositie komt. Die verandering heeft zeker ook te maken met verjonging. Onze partij kwam uit decennia van oppositie waarin ze niets te zeggen had. Toen ze aan de macht kwam, was de reflex om de anderen ook niets te gunnen. Nu hebben alle gemeenteraadsleden het beste voor met de gemeente.’
Marleen Peeters: ‘Je moet naar iedereen luisteren, met iedereen communiceren, een vergunning krijgen mag niet afhangen van je politieke kleur. Mij maakt het niet uit wie welke politieke kleur heeft. Daar hebben vrouwen toch een voetje voor op mannen. We moeten weg van al dat geregel in de wandelgangen en van het haantjesgedrag.’
Kampt een burgemeester met het negatieve imago van de politiek?
Dorien Cuylaerts: ‘Ik kom uit een lokale partij, dat maakt het iets makkelijker om kiezers aan te spreken. Sinds ik tot de N-VA behoor, merk ik dat kiezers het Vlaamse en federale laten doorspelen in hun keuze bij de lokale verkiezingen.’
Katja Gabriëls: ‘Je ziet inderdaad dat veel partijen nadenken over de naam waaronder ze zullen opkomen in 2024. Sinds ik ook parlementslid ben, bekijken inwoners me anders. De negativiteit neemt toe, omdat het imago van het Vlaamse of federale niveau veel slechter is dan van het lokale. Ineens werd ik voor sommigen een graaier. Hoe keren we toch die negativiteit?’
Cynthia Browaeys: ‘Wij hebben een lokale lijst, Volksbelangen, en ik ken heel wat mensen die voor ons stemmen die dat niet zouden doen als we onder de naam van een grote partij zouden opkomen.’
Marleen Peeters: ‘Mensen linken beslissingen van het bestuur vaak aan een partij in de coalitie. Als we veel doen voor de mobiliteit, dan wordt dat gepercipieerd als een groene maatregel. Dan moet je uitleggen dat dat een beslissing is van het voltallige bestuur en dat je ook als N-VA-burgemeester van mobiliteit een prioriteit maakt.’
Sofie Vandeweerd: ‘Het college is een collegiaal orgaan, mensen vergeten dat vaak. Strijden tegen bijvoorbeeld kinderarmoede is toch iets wat alle partijen belangrijk vinden. Het is absurd om alles in hokjes te steken.’
Katja Gabriëls: ‘Tijdens de coronaperiode hebben we jongeren uitgenodigd voor vier workshops in open lucht, zodat ze elkaar toch eens konden ontmoeten. Op de uitnodiging stond de naam van de schepen. Iemand van de administratie belde me: “Als er een naam van een schepen op staat, dan komt er niemand.” Dan spring ik uit mijn vel. Als iemand van de administratie al zo tegenover de politiek staat, hoe kun je dan de jeugd ooit positief doen denken over de politiek?’
Zijn er meer van die wrijvingen tussen administratie en politiek?
Veerle Geerinckx: ‘Politici mogen niet in het infoblad staan of op de foto, maar je moet wel het beleid uittekenen en de kar trekken. Ik begrijp dat niet. Het lokale bestuur dat bestuurt, dat budget ter beschikking stelt, dat als een goede werkgever zorgt voor de medewerkers, wordt toch aan de kant geschoven.’
Tanja De Jonge: ‘Ik was eerst zelf ambtenaar. Vroeger sprongen ambtenaren als de schepen iets vroeg. Nu is de slinger naar de andere kant doorgeslagen. Als de schepen iets wil doen, dan moet er iets anders geschrapt worden. Ik denk dat er een middenweg moet zijn. Anderzijds is de deskundigheid bij de administratie fel toegenomen. De coronacrisis was op een bepaalde manier ook een zegen. Mensen in het veiligheidsteam hebben hun grenzen verlegd. Ik heb talenten zien groeien bij de ambtenaren.’
Sofie Vandeweerd: ‘Veel ambtenaren hebben zichzelf overstegen. Ik denk dat het wederzijdse vertrouwen wel gegroeid is. Het bestuur heeft de medewerkers veel meer flexibiliteit gegeven in diensturen, er is veel van thuis gewerkt en dat is gelukt. De meesten doen dat zeer goed.’
Wat maakt het burgemeesterschap bijzonder?
Veerle Geerinckx: ‘Ik was eerste schepen in de vorige bestuursperiode. Ik dacht wel te weten hoe het werkte. Ik weet nu dat het burgemeesterschap heel erg wordt onderschat, zelfs door het college. Je moet veel meer doen dan het meerjarenplan uitvoeren. Je bent hoofd van de politie, je bent zeer nauw betrokken bij de brandweerzone. Al wat met crisissen en rampen te maken heeft, zit bij jou en bij jou alleen. Je hebt er geen instant inzetbare rechterhand voor en die is eigenlijk wel nodig om je bij te staan voor bijvoorbeeld communicatie.’
Marleen Peeters: ‘Ik kan niet vergelijken want ik ben nooit schepen geweest, maar burgemeester zijn is zeer intensief. Ik kom als eerste aan op het gemeentehuis en vertrek ’s avonds als laatste. Mijn deur staat altijd open voor alle medewerkers, ze weten me ook te vinden en stellen dat op prijs.’
Sofie Vandeweerd: ‘Een burgemeester moet van alles op de hoogte zijn, dat is toch wel een verschil met een schepen van een vakgebied. Daarom ben ik voltijds burgemeester.’
Cynthia Browaeys: ‘Als burgemeester van een dorp is de betrokkenheid heel groot. Onze administratie bestaat maar uit vijf mensen: een algemeen en een financieel directeur, twee bedienden en iemand voor het OCMW. Veel komt dus bij mij en de drie schepenen terecht. Vaak wordt gezegd dat burgemeester van een klein dorp zijn heel makkelijk is, maar eigenlijk moeten wij op ons niveau hetzelfde doen als een stad. We moeten van alles op de hoogte zijn en alles zelf doen, tot en met documenten invullen samen met de burgers.’
Hoe staan jullie tegenover fusies? En zou schaalvergroting goed of slecht zijn voor vrouwen in de politiek?
Cynthia Browaeys: ‘Bij ons gaat het niet zozeer over man of vrouw, het gaat over de identiteit van het kleine dorp. Bij een fusie, die wij voor alle duidelijkheid niet willen, zou ons gewicht als kleine gemeente zeer gering zijn. Voor mij persoonlijk zou het natuurlijk niet makkelijk zijn me staande te houden in een groter geheel, met mannelijke burgemeesters in alle buurgemeenten.’
Veerle Geerinckx: ‘Ik denk dat fusies moeten groeien vanuit de buik van de gemeenschap. We moeten onze bestuurskracht vergroten om al onze opdrachten goed te kunnen uitvoeren. Is fusie daarvoor wel de beste oplossing? Dat is de eerste vraag. Als het draagvlak er niet is, is dat al op voorhand een doodlopend straatje. Als je het van bovenaf oplegt, dan vrees ik dat het in het voordeel van de mannen zal uitdraaien. Als het van onderuit groeit, dan weet ik het zo nog niet. Dan hoeft fusie zeker geen nadeel te zijn voor vrouwen.’
Katja Gabriëls: ‘De recente regiovorming is wat dat betreft een slecht voorteken.’
Veerle Geerinckx: ‘De afbakening van de regio’s is een zeer mannelijke beslissing. We trekken een streep door Vlaams-Brabant en voor de rest trekken we het ons niet aan.’ •
Bart Van Moerkerke en Marlies van Bouwel zijn redacteurs van Lokaal
Voor Lokaal 10 | 2021