Om te weten welke deontologische bepalingen nageleefd moeten worden als lokaal mandataris, moet je de eigen deontologische codes(?) opvragen. Blijven er concrete vragen die moeilijk opgelost geraken, dan kan men een beroep doen op de reflectiekamer integriteit van de VVSG.
Algemene deontologische code
Elke gemeente en elk OCMW moet een deontologische code hebben voor lokale mandatarissen. De samenleving stelt, terecht, hoge eisen aan mandatarissen. Als lokaal geëngageerd politicus is men kwetsbaar. Een deontologische code is er in de eerste plaats niet om te bestraffen, maar om een veilige omgeving te creëren waarbinnen lokale mandatarissen kunnen werken.
Een goede deontologische code geeft een algemene leidraad voor lokale mandatarissen om deontologisch zorgvuldig te kunnen handelen bij de uitoefening van het mandaat. Dit handelen steunt op de volgende waarden:
- dienstbaarheid,
- functionaliteit,
- onafhankelijkheid,
- openheid,
- vertrouwelijkheid,
- zorgvuldigheid.
Elke gemeente en elk OCMW moet een deontologische commissie hebben die waakt over de naleving van de code.
Samen met Governance and Integrity België maakte de VVSG een model van deontologische code voor mandatarissen dat dient als inspiratie voor de raden om zelf aan de slag te gaan en een eigen code op te maken. Er is ook een addendum bij deze code op basis waarvan de deontologische commissie geïnstalleerd kan worden. Tegen de start van de volgende bestuursperiode zal de VVSG een nieuw geïntegreerd model ter beschikking stellen.
Zie art. 39, 55, 74 en 83 DLB
Specifieke deontologische code voor het BCSD
Het BCSD kan een eigen deontologische code aannemen. Belangrijk is dat deze code de algemene code voor mandatarissen niet vervangt, want die is na de vaststelling door de OCMW-raad sowieso ook van toepassing op de voorzitter en de leden van het BCSD. Toch is het wenselijk voor het BCSD om zo een aanvullende code vast te stellen omdat men als voorzitter of lid van het BCSD mee beslist over individuele maatschappelijke dienstverlening en integratie. In die specifieke en belangrijke rol krijgt men te maken met erg gevoelige informatie van kwetsbare mensen voor wie het OCMW vaak het allerlaatste vangnet is. Beslissen in een hulpverleningscontext vergt bijkomende deontologische aandachtspunten voor wie in het BCSD zetelt.
Naast de wettelijke plicht tot geheimhouding is discretie ook erg belangrijk voor het slagen van het hulpverleningstraject. Het opbouwen en behouden van een vertrouwensrelatie tussen de maatschappelijk werker en de cliënt is cruciaal. Pas dan kunnen er goede afspraken gemaakt worden rond rechten en plichten. O.a. daarom is een goede relatie tussen sociale dienst en BCSD heel belangrijk. Discretie en respect voor elkaars rollen, en dus de professionaliteit van de maatschappelijk werkers, staan dan ook centraal in dit aanvullend model van deontologische code.
Samen met Governance and Integrity België maakte de VVSG een aanvullend model van deontologische code voor de voorzitter en leden van het BCSD. Dit model dient als inspiratie voor de bijzondere comités om zelf aan de slag te gaan en een eigen code op te maken.
Zie art. 112 DLB